hfdstk 2 C Flashcards
1
Q
meneer. de [menu]kaart alstublieft.
A
monsior, la carte s’‘il vout plait.
2
Q
monsior, la carte s’il vout plait
A
meneer,de kaart alstublieft.
3
Q
alstublieft[iets geven]
A
voilà
4
Q
voilà
A
alstublieft[iets geven]
5
Q
un coca et un thé,s’il vout plait.
A
een cola en een thee alstublieft.
6
Q
Een cola en een thee, alstublieft
A
un coca et un thé,s’il vout plait.
7
Q
waar is de wc?
A
où sont les toilettes?
8
Q
où sont les toilettes?
A
waar is de wc?
9
Q
dat is daarginss
A
c’est là-bas.
10
Q
c’est là-bas.
A
dat is daargins.
11
Q
houd je van kebab
A
tu aimes le kabab?
12
Q
tu aimes le kabab?
A
hou jij van kebab?
13
Q
nee, ik heb een hekel aan kebab.
A
non, je déteste le kebab.
14
Q
non, je déteste le kebab.
A
nee, ik heb een hekel aan kebab.
15
Q
ik heb liever pizza.
A
je préfère les pizzas.