fa klas 2 lees en luistertoets Flashcards
1
Q
donner
A
geven
2
Q
geven
A
donner
3
Q
oublier
A
vergeten
4
Q
vergeten
A
oublier
5
Q
renconter
A
ontmoeten
6
Q
ontmoeten
A
renconter
7
Q
demander
A
vragen
8
Q
vragen
A
demander
9
Q
jouer
A
spelen
10
Q
spelen
A
jouer
11
Q
la récré
A
de kleine pauze
12
Q
de kleine pauze
A
la récré
13
Q
le collège
A
de middelbare school [onderbouw]
14
Q
de middelbareschool [onderbouw]
A
le collège
15
Q
les devoirs m mv
A
het huiswerk
16
Q
het huiswerk
A
les devoirs m mv
17
Q
le rendez-vous
A
de afspraak
18
Q
de afspraak
A
le rendez-vous
19
Q
la note
A
het cijfer
20
Q
het cijfer
A
la note
21
Q
mais
A
maar
22
Q
maar
A
mais
23
Q
et
A
en
24
Q
en
A
et
25
aussi
ook
26
ook
aussi
27
parce que
omdat
28
omdat
parce que
29
donc
dus
30
dus
donc
31
jusqu'a
tot
32
tot
jusqu'a
33
alors
dus
34
dus
alors
35
contre
tegen
36
tegen
contre
37
par example
bijvoorbeeld
38
bijvoorbeeld
par example
39
presque
bijna
40
bijna
presque
41
pauvre
arm
42
arm
pauvre
43
célèbre
beroemd
44
beroemd
célèbre
45
cher/chère
duur
46
duur
cher/chère
47
joli[e]
knap, leuk
48
knap, leuk
joli[e]
49
ouvert[e]
open
50
open
ouvert[e]
51
souvent
vaak
52
vaak
souvent
53
parfois
soms
54
soms
parfois
55
pendant
tijdens, gedurende
56
tijdens, gedurende
pendant
57
aujourd'hui
vandaag
58
vandaag
aujourd'hui
59
maintenant
nu
60
nu
miantenant
61
l'âge m
de leeftijd
62
de leeftijd
l'âge m
63
la voix
de stem
64
de stem
la voix
65
l'enfant m
het kind
66
het kind
l'enfant m
67
le portable
de mobiel
68
de mobiel
le portable
69
la marque
het merk
70
het merk
la marque
71
possible
mogelijk
72
mogelijk
possible
73
quelques
een paar, enkele
74
een paar, enkele
quelques
75
environ
ongeveer
76
ongeveer
environ
77
ensemble
samen
78
samen
ensmble
79
même
zelfs, dezelfde
80
zelfs, dezelfde
même
