5 c Flashcards
1
Q
Heb je een leuk weekend gehad?
A
Tu as passé un bon weekend?
2
Q
Tu as passé un bon weekend?
A
Heb jij een leuk weekend?
3
Q
Ja, ik heb mijn verjaardag gevierd.
A
Oui, j’ai fêté mon anniversaire.
4
Q
Oui, j’ai fêté mon anniversaire.
A
Ja, ik heb mijn verjaardag gevierd.
5
Q
Ja, wij hebben een film gekeken.
A
Oui, on a reagardé un film.
6
Q
Oui, on a reagardé un film.
A
Ja, wij hebben een film gekeken.
7
Q
Met wie?
A
Aveq qui?
8
Q
Aveq qui?
A
Met wie?
9
Q
Met mijn vrienden en enzo.
A
Aveq mes copains et Enzo.
10
Q
Aveq mes copains et Enzo.
A
Met mijn vrienden en Enzo.
11
Q
Wie is dat, Enzo?
A
C’est qui, Enzo?
12
Q
C’est qui, Enzo?
A
Wie is dat, enzo?
13
Q
Dat is mijn neef.
A
C’est mon cousin.
14
Q
C’est mon cousin.
A
Dat is mijn neef.
15
Q
Was is het leuk?
A
C’était bien?