6 g Flashcards
waar woon jij?
Tu habites où?
Tu habites où?
waar woon jij?
ik woon in parijs.
j’habite à Paris.
J’habites à Paris
ik woon in parijs.
vind je Parijs leuk?
Tu aimes Paris?
Tu aimes Paris?
vind jij Parijs leuk?
ja, omdat het een grote stad is.
Oui, parce que c’est une grande ville.
Oui, parce que c’est une grande ville.
ja, omdat het een grote stad is.
Gaan wij wat drinken?
On va boire quelque chose?
On va boire quelque chose?
Gaan wij wat drinken?
Ja wij gaan naar een terras.
Oui, on va aller à une terrasse.
Oui, on va aller à une terrasse.
Ja wij gaan naar een terras.
In mijn wijk is een café.
Dans mon quertier, il y a un café.
Dans mon quertier, il y a un café.
Hoe gaan wij naar het café.
Wij gaan lopend naar het café.
On va au café à pied.