Herpes simplex virus 1 en 2 Flashcards

1
Q

structuur

A

ds DNA virus
Lid van de herpesviridae
§Icosaëder capside
§ Met enveloppe
§ Eiwitten op de enveloppe voor de vasthechting aan cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pathogenese

A

Primaire infectie:
- HSV infecteert epitheelcellen op de plaats van binnenkomst, zoals de huid of slijmvliezen.
- Het virus repliceert in de epitheelcellen, wat leidt tot celdood en ontsteking = lytische infectie
- Symptomen:
o Pijnlijke blaasjes gevuld met vloeistof, die later veranderen in zweren.
Latentie:
- HSV migreert via sensorische neuronen naar de ganglia van het perifere zenuwstelsel:
o HSV-1: Trigeminuszenuw (gezichtsgebied).
o HSV-2: Sacrale ganglia (genitale gebied).
- In de ganglia blijft het virale DNA aanwezig zonder actieve replicatie.
Reactivatie:
- Door triggers zoals stress, immuunsuppressie, koorts of zonlicht wordt het virus gereactiveerd.
- Het gereactiveerde virus reist terug naar het geïnnerveerde gebied, waar het nieuwe infecties veroorzaakt.
- Symptomen bij reactivatie:
o Koortsblaasjes (HSV-1).
o Genitale blaasjes (HSV-2).
Chronische infectie:
- Perioden van latentie en reactivatie kunnen levenslang doorgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Immuniteit

A

Aangeboren immuniteit:
- Interferonen en natuurlijke killercellen beperken de vroege verspreiding van HSV.
- Eerste verdedigingslinie:
o Cytokinen zoals interferon-α spelen een cruciale rol bij het remmen van virale replicatie.
Verworven immuniteit:
- Cellulaire immuniteit:
o Cytotoxische T-cellen (CD8+) vernietigen geïnfecteerde epitheelcellen.
o T-helpercellen (CD4+) ondersteunen de immuunrespons.
- Humorale immuniteit:
o Neutraliserende antilichamen binden aan vrijgekomen virionen en voorkomen infectie van nieuwe cellen.
- Beperkingen:
o Immuniteit kan de latente infectie niet volledig uitroeien, omdat het virus in de ganglia verborgen blijft.
Ontsnapping aan het immuunsysteem:
- HSV remt de presentatie van virale antigenen op geïnfecteerde cellen door interferentie met MHC-I-moleculen.
- Hierdoor kunnen geïnfecteerde cellen minder goed worden herkend door cytotoxische T-cellen.
Risicogroepen:
- Personen met immuundeficiëntie (zoals HIV-patiënten) hebben een verhoogd risico op ernstige en chronische HSV-infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verspreiding

A
  • Direct contact:
    o Via huid-op-huid- of slijmvliescontact met een geïnfecteerde persoon.
    o Blaasjes bevatten een hoge concentratie virussen, maar ook asymptomatische dragers kunnen het virus verspreiden.
  • Verticale transmissie:
    o Overdracht van moeder op kind tijdens de geboorte, wat kan leiden tot neonatale herpes (ernstige infectie bij pasgeborenen)  oplossing = keizersnede
    Typen verspreiding:
  • HSV-1:
    o Meestal via oraal contact (bijv. zoenen) of gedeelde objecten (bijv. drinkglazen).
  • HSV-2:
    o Meestal via seksueel contact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly