HC.1.7 - Leefomgeving, gedrag en gezondheid Flashcards

1
Q

welke epidemiologische transitie heeft er plaats gevonden?

A
  • de daling in sterfte gaat gepaard met een belangrijke verschuiving in ziekte- en sterftepatronen, waarbij sterfte aan infectieziekten wordt vervangen door chronische aandoeningen, hart- en vaatziekten en kanker
  • de ‘oorzaken’ van ziekte en sterfte verschuiven van slechte sociale en fysieke omstandigheden in de omgeving naar individuele leefstijlfactoren, in tijden van modernisering en van toenemende welvaart
  • roken, ongezonde voeding, en een tekort aan lichaamsbeweging komen aanvankelijk het meest voor onder hogere inkomensgroepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is gezondheidsvoorlichting?

A

alle activiteiten die kunnen worden ondernomen om te stimuleren dat mensen zich op vrijwillige basis gezonder willen en kunnen gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke interventies worden gebaseerd op theorieën van gedragsverandering?

A
  • health belief model: dit wordt voorspelt op basis van 1. ervaren gezondheidsdreiging (ervaren risicoperceptie) en 2. evaluatie of eigen gedrag dreiging kan verminderen
  • het beredeneerd gedrag model
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het beredeneerd gedrag model?

A

bestaat uit 3 elementen:
- attitude (goed slecht/ gezond en ongezond)
- ervaren subjectieve norm vinden anderen die belangrijk voor je zijn dat je je gedrag moet veranderen? dus zeggen ze dat je te dik bent)
- waargenomen gedragscontrole (denk je dat je het gedrag kan uitvoeren ook als het moeilijk wordt?)
en dit bepaalt je intentie en vervolgens je gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe komt het dat gedrag verandert over de tijd? de prevalentie van roken daalt en de prevalentie van overgewicht en obesitas stijgt sterk

A

er is een verschuiving in attitude dus we vinden eten nu belangrijker geworden maar daardoor is dit een nieuw probleem. daarnaast zie je dat de omgeving ook verandert dus meer voor de buis, meer slechte energie dranken. er zijn ook meer fastfood locaties en minder versaanbieders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de obesogene omgeving factoren op microniveau?

A
  1. fysiek: wat is er beschikbaar?
    - in de bedrijfs- of sportkantine
    - in de buurt (parken, fiets- en wandelpaden)
  2. economisch: wat kost gezond en ongezond eten
    - in de supermarkt
  3. politiek: wat is het beleid
    - thuis en op school
  4. sociaal-cultureel: wat zijn (lokale) normen
    - gedrag binnen sociale netwerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de obesogene omgeving factoren op macroniveau?

A

fysiek: wat is er beschikbaar?
- infrastructuur voor wandelen en fietsen
2. economisch: wat kost gezond en ongezond eten
- belasting op suikerhoudende dranken
- BTW op groente en fruit
3. politiek
- marketingverbod ongezonde voeding voor kinderen
4. sociaal-cultureel
- gemeenschappelijke normen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het sociaalecologisch model?

A

omgeving, fysiek, economisch, sociaal en cultureeel hebben invloed op de attitude, ervaren subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole.

omgeving heeft ook nog los invloed op gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe verschuif je de curve van Rose?

A

je wil dan dat de samenleving allemaal iets gezonder leeft maar voor het individu levert het weinig op. je moet dan dus een maatregel treffen die iedereen aan gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat bereik je met leeftijdsvriendelijke wijken?

A
  • aanpassingen in de fysieke en sociale omgeving zijn een belangrijk onderdeel van een preventiestrategie gericht op zelfredzaamheid van ouderen
  • beleid ‘buiten het gezondheidsdomein’ draagt bij aan het welzijn van ouderen, voor mensen met een verschillende sociaal economische achtergrond
  • wat betekent dat voor preventie?
    ‘health in all’ beleid
    goede universele preventie voorkomt ziekte
    zorg-gerelateerde preventie werkt alleen in een gezonde leefomgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly