Gesloten tentamenvragen Flashcards
Bij welke van de volgende doodsoorzaken was het absolute aantal sterfgevallen in 2020 hoger dan in 2018?
A dementie
B accidentele val
C longkanker
D beroerte
B
Stel een land maakt de transitie door van lower middle income naar upper middle income. Dit leidt tot een afname in het totaal aantal
Disability-Adjusted Life Years (DALY’s).
Welke categorie van oorzaken van mortaliteit en morbiditeit geeft het grootste verschil in de daling van het totaal
aantal DALY’s per 1000 inwoners in de transitie van lower middle naar upper middle income?
A communicable, maternal, neonatal, and nutritional diseases
B non-communicable diseases
C injuries
A
communicable = parasitaire en virale infecties
In 2020 had 9% van de jongvolwassenen (18- tot 35-jarigen) een hoog risico op een angststoornis of depressie.
Met een digitale interventie kan de prevalentie van een angststoornis of depressie in deze leeftijdsgroep gereduceerd worden tot 6%. Het
relatieve risico van een hoog risico voor angststoornis of depressie op opname in een kliniek bedraagt 1,6 (RR=1,6).
De nieuwe regering overweegt deze interventie beschikbaar te stellen voor alle jongvolwassenen.
Wat is het verwachte percentage jongvolwassenen dat wordt opgenomen in een kliniek die toe te wijzen is aan een hoog
risico op angststoornis of depressie, na invoering van de nieuwe interventie?
A 1,7%
B 3,5%
C 5,1%
D 28,8%
B want PAF berekenen
Uit Rotterdams onderzoek naar hart- en vaatziekten op wijk-/buurtniveau blijkt dat de populatie attributieve fractie (PAF) van hart- en
vaatziekten, die toe te wijzen is aan roken, hoger is onder inwoners van Tarwewijk dan onder inwoners van Nesselande.
Op basis van deze bevindingen worden drie conclusies getrokken.
1. In Tarwewijk wonen meer rokers dan in Nesselande.
2. Bij een reductie van 25% in proportie rokers in beide wijken zal de levensverwachting in Tarwewijk meer toenemen dan de
levensverwachting in Nesselande, bij
gelijkblijvende overige omstandigheden.
3. Het risico om te sterven aan een hart- en vaatziekte is groter in Tarwewijk dan in Nesselande.
1 en 2
Een verpleegkundige bezoekt op eigen initiatief het spreekuur van de bedrijfsarts met klachten als gevolg van haar zwangerschap. De
bedrijfsarts constateert dat het beter voor haar is dat zij het werk gaat beperken tot halve dagen en lichtere taken gaat uitvoeren. Het advies
is om zich derhalve (gedeeltelijk) ziek te melden.
Wat zal de bedrijfsarts aansluitend aan het consult richting de werkgever van de verpleegkundige moeten doen?
A aangeven dat de vrouw ziekgemeld moet worden
B afspraken maken over welk lichter werk mevrouw moet gaan doen
C doorgeven dat het hier om ziekte als gevolg van zwangerschap betreft
D eerst toestemming vragen aan de vrouw voor terugkoppeling aan de werkgever over de niet-medische inhoud
D
Je bent huisarts met een eigen praktijk. Je overweegt een nieuwe doktersassistente in dienst te nemen die in een vorige baan
gezondheidsklachten had. Je vraagt de bedrijfsarts voor deze medewerker een aanstellingskeuring te verrichten.
Welke vraag zal de bedrijfsarts jou dan stellen?
A op welke aspecten van de gezondheid de keuring betrekking moet hebben
B wat de risico’s zijn die in de risico-inventarisatie naar voren gekomen zijn
C of de functie risico’s kan opleveren voor de gezondheid of veiligheid van haar of die van anderen
D of de aspirant werknemer instemt met de keuring
C
4 taken voor bijstelling:
- het uitvoeren van de aanstellingskeuring, als de werkgever deze laat verrichten
- het houden van een arbeidsgezondheidskundig spreekuur voor werknemers
- het toetsen van de risico-inventarisatie en -evaluatie en daarover adviseren
- het uitvoeren van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek via preventief medisch onderzoek (PMO)
Een van de ernstigste (want meest dodelijke) beroepsziekten is het mesothelioom als gevolg van blootstelling aan asbest. Onderstaande
afbeelding geeft het verloop weer van de sterfte aan mesothelioom in de voorbije jaren.
Wat is de meest waarschijnlijke verklaring voor de afbuiging in de sterfte na 2015 aan mesothelioom bij de mannen?
A asbestregelgeving in de jaren negentig
B een totaalverbod op werken met asbest in de Arbowet 2015
C het beschikbaar komen van nieuwe behandelingen voor mesothelioom
D onderrapportage van beroepsziekten door bedrijfsartsen
a TOEN KWAM ER MEER AANDACHT VOOR DE PREVENTIE MET ASBEST
In het proces van planmatig aanpakken van gezondheidsbevordering worden de volgende fasen onderscheiden:
1. analysefase
2. ontwikkelingsfase
3. evaluatiefase
4. fase van toepassen in de praktijk
Voor een Smoke-free-challenge programma met als doel het beginnen met roken onder jongeren te voorkomen, is de planmatige aanpak
van gezondheidsbevordering toegepast.
Wat is het doel of wat zijn de doelen van de analysefase van dit programma?
A kennis vergaren over welke jongeren beginnen met roken
B kennis vergaren over de schadelijke gevolgen van roken
C kennis vergaren over waarom jongeren beginnen met roken
D kennis vergaren over de ervaring van jongeren met het programma
E kennis vergaren over de effectiviteit van het programma onder jongeren
A B C
Je bent huisarts. Een 41-jarige vrouw komt op het spreekuur. Ze heeft een positieve HPV test. Je hebt de vrouw niet eerder gezien, omdat
de vrouw gebruik heeft gemaakt van een zelftest. Je legt aan de vrouw uit dat er sprake kan zijn van een ‘vals-alarm’, en dat er bij
vervolgonderzoek géén afwijkingen gevonden hoeven te worden.
Wanneer is de kans op een vals-alarm het grootst?
A bij een lage sensitiviteit
B bij een hoge sensitiviteit
C bij een lage specificiteit
D bij een hoge specificiteit
C
PVW moet omlaag dit gebeurt als je de SPEC laat dalen
Welk van onderstaande uitspraken over de ethische aspecten van screening is juist?
A Overdiagnose en overbehandeling zijn onwenselijk. Daarom moet een screeningstest voldoende specifiek zijn.
B Overdiagnose en overbehandeling zijn onwenselijk. Daarom moet een screeningstest voldoende sensitief zijn
C Het is vanuit ethisch perspectief wenselijk om te screenen op aandoeningen die, als ze symptomatisch worden, goed te
behandelen zijn.
A
In Nederland is wettelijk vastgelegd dat het CAK bijdragen kan verstrekken aan zorgaanbieders voor niet betaalde kosten van medisch
noodzakelijke zorg verleend aan ongedocumenteerde vreemdelingen.
In welke wet is dit vastgelegd?
A Koppelingswet
B Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers
C Wet gemeentelijke basisadministratie
D Vreemdelingenwet
E Zorgverzekeringswet
E
- koppelingswet: bepaalt dat ongedocumenteerden geen recht hebben op een basisverzekering volgens de ZVW
- asielzoekers kunnen als ze in COA (centraal orgaan opvang asielzoekers) bevinden zich collectief verzekeren via de regeling zorg asielzoekers (RZA) (geen aanspraak indien illegaal verblijvende vreemdeling, vreemdeling reguliere aanvraag vergunning, die vergunning hebben afgewezen)
- ZVW is alleen geldig bij medisch noodzakelijke zorg
Een werknemer valt uit met ziekteverzuim als gevolg van een burn-out. Zijn tijdelijk contract wordt niet verlengd. Hij zit nu in de Ziektewet.
Door wie wordt de verzuimbegeleiding uitgevoerd?
A bedrijfsarts
B huisarts
C psycholoog
D verzekeringsarts
D
goed weergeeft wat de risico’s zijn van behandelopties.
Welke van onderstaande elementen voor risicocommunicatie wordt of worden aanbevolen om gedeelde besluitvorming over
een behandelkeuze te ondersteunen?
A uitleg over de grootte van het risico
B uitleg over het relatieve risico van een behandeling
C pictogrammen
A en C
Wat is of wat zijn de belangrijke voordelen van transmurale samenwerking?
A patiënten daardoor niet steeds hun verhaal opnieuw moeten vertellen
B het risico op medische fouten daardoor afneemt
C patiënten daardoor eenduidige informatie krijgen, bijvoorbeeld over medicatiegebruik
D de kans daardoor groter is dat patiënten de voor hen passende zorg op de voor hen meest passende plek krijgen
A B C D
transmurale samenwerking is belangrijk als er vrschillende zorgorganisaties betrokken zijn bij zorg voor dezelfde patiënt.
Wat is tweedelijnszorg?
A zorg van een waarnemend huisarts
B zorg van paramedici
C zorg vanuit een niet-academisch ziekenhuis
D zorg vanuit een academisch ziekenhuis
C
Wanneer is er sprake van een extern consult?
A Als een arts een collega uit een andere organisatie om advies over een complex probleem van patiënt vraagt.
B Als de zaalarts een geestelijk verzorger vraagt om bij een opgenomen patiënt langs te gaan.
C Als de behandelend specialist een opgenomen patiënt een keer extra bezoekt vanwege een acuut probleem.
D Als de dienstdoende cardioloog een patiënt bezoekt die is opgenomen is op de oncologieafdeling.
A
Wat is het doel van transmurale samenwerking?
A Dat de ene arts (bijv. de oncoloog) weet dat een patiënt ook in behandeling is bij een andere arts (bijv. de cardioloog).
B Dat de verpleegkundige op de afdeling weet welke zorg er volgens de behandelend specialist nodig is.
C Dat de familie van de patiënt betrokken wordt bij beslissingen over de behandeling.
D Dat er passende zorg op de meest passende plaats wordt gegeven.
D
De Hospital standardized mortality rate (HSMR) is een veel gebruikte uitkomstindicator, welke wordt berekend door het aantal waargenomen
sterfgevallen, in een bepaald ziekenhuis, te delen door het aantal patiënten dat daar verwacht zou worden te overlijden. Bekijk
onderstaande stellingen en geef het juiste antwoord.
Geef aan of de stelling 1 en stelling 2 over HSMR juist of niet juist zijn.
Stelling 1: Een HSMR boven de 100 geeft aan dat er mogelijk vermijdbare sterfgevallen hebben plaatsgevonden in een ziekenhuis.?
Stelling 2: Wanneer de HSMR wordt berekend zonder correctie voor ziekte-ernst kan dit leiden tot wijzigingen in het opname- en ontslagbeleid. ?
niet juist
niet juist
> 100 betekent meer klinische patiënten zijn overleden dan verwacht obv het landelijk gemiddelde. als het lager is dan 100 is het juist minder dan verwacht
Je bent coassistent in een verpleeghuis, en je bent benieuwd hoe het is gesteld met de medicatieveiligheid op jouw afdeling. Je begeleider
stelt een aantal mogelijkheden voor om dit te onderzoeken. Deze mogelijkheden staan hieronder genoemd.
Welke van deze onderzoeksmogelijkheden passen bij het gedachtengoed van Safety II?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A Een retrospectief dossieronderzoek naar alle medicatiefouten die de afgelopen maand zijn gemaakt.
B Het volgen van het medicatieproces van een patiënt gedurende een week m.b.v. een ‘patient journey’.
C Interviews met verpleeghuisartsen over de calamiteiten met medicatie die ze het afgelopen jaar hebben meegemaakt.
D Analyseren van alle MIP meldingen van afgelopen kwartaal.
E Een work-as-imagined versus work-as done analyse van het medicatieproces.
B en E
Welke van de volgende uitspraken over de zorguitgaven in Nederland is juist?
A De zorguitgaven bedragen ongeveer 5% van de uitgaven in de rijksbegroting.
B De zorguitgaven bedragen ongeveer 15% van de uitgaven in de rijksbegroting.
C De zorguitgaven bedragen ongeveer 25% van de uitgaven in de rijksbegroting.
D De zorguitgaven bedragen ongeveer 35% van de uitgaven in de rijksbegroting.
C
Welke vorm van toegankelijkheid van zorg speelt in Nederland een rol bij het gebruik van geestelijke gezondheidszorg?
A tijdige toegankelijkheid
B geografische toegankelijkheid
C tijdige en geografische toegankelijkheid
D tijdige, geografische en financiële toegankelijkheid
A
Hoe is de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) wettelijk georganiseerd?
Let op! Meerdere antwoorden kunnne juist zijn.
A De JGZ is opgenomen in de Wet publieke Gezondheidszorg.
B De JGZ is opgenomen in de Jeugdwet.
C De overheid is verantwoordelijk voor het inkopen van de JGZ.
D De gemeente is verantwoordelijk voor het inkopen van de JGZ.
E De overheid bepaald hoe de JGZ wordt uitgevoerd.
F De JGZ-organisatie bepaald hoe de JGZ wordt uitgevoerd.
A, C, F
Screening (bevolkingsonderzoek) is gericht op vroege opsporing van ziekte of een (verhoogd) risico op ziekte. De te gebruiken test bij
screening moet onderscheid kunnen maken tussen deelnemers die de ziekte of het (verhoogde) risico wel hebben en degenen die dit niet
hebben. Het belang van een goede screeningstest is een relevant criterium van ‘de ethiek bij screening’.
Vier stellingen over de screeningstest zijn:
1. Specificiteit van een screeningstest verwijst naar de mensen die niet ziek zijn. Bij een bevolkingsonderzoek heeft een iets lagere
specificiteit dan 100% al grote gevolgen; het aantal deelnemers die onterecht een tijdje ongerust zijn, kan groot zijn.
2. Een terecht negatieve testuitslag kan als nadeel hebben dat de deelnemer ook zou zijn genezen als de aandoening later was gevonden
op basis van klachten of symptomen.
3. Bij de keuze van een goede screeningstest moeten sensitiviteit en specificiteit tegen elkaar worden afgewogen. Het gaat daarbij o.a. over
de vraag of het belang van vroege opsporing van een bepaalde ziekte of bepaald risico zo zwaar weegt dat daar een behoorlijk aantal
fout-positieve testuitslagen tegenover mag staan; deze deelnemers denken onterecht dat ze ziek zijn.
4. Bij de keuze van een goede screeningstest speelt een hoge positief voorspellende waarde een belangrijke rol; dit is vooral het geval bij
een lage prevalentie van de op te sporen ziekte of het op te sporen (verhoogde) risico.
Welke van onderstaande stelling is of welke zijn juist?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A stelling 1
B stelling 2
C stelling 3
D stelling 4
1 en 3
In zijn boek The Cigarette Century betoogt historicus Allan Brandt dat de tabaksindustrie gezien kan worden als uitvinder van het idee van
‘conflicts of interests’ in de wetenschap. Brandt wijst in dit verband onder andere op de instelling van een ‘Scientific Advisory Board’ (SAB)
voor de Tabacco Industry Research Committee. SAB’s zijn nu ‘ubiquitous in industry-science activities’, aldus Brandt. Dat de tabaksindustrie
belang had bij een SAB moge duidelijk zijn.
Maar waarom was het ook voor de wetenschappers in de SAB aantrekkelijk om zich op deze manier voor het karretje van de
industrie te laten spannen?
A Deze wetenschappers geloofden zelf niet in de relatie tussen roken en longkanker en namen in het publieke debat ook expliciet
dat standpunt in. Via de SAB konden ze de fondsen van de tabaksindustrie in de richting leiden van onderzoek dat hun gelijk
zou kunnen bevestigen en ook hun status als wetenschappers zou verhogen.
B Deze wetenschappers konden zich door hun lidmaatschap van de SAB juist presenteren als onafhankelijke wetenschappers, die
zich in het politiek geladen debat over de mogelijke gezondheidsschade door roken neutraal opstelden en er aan bijdroegen dat
er meer onderzoek werd gedaan om deze kwestie op te lossen.
C Deze wetenschappers lieten zich simpelweg omkopen door de industrie. De salarissen die ze ontvingen van hun universiteiten
stonden in geen verhouding tot de honoraria die ze ontvingen voor hun lidmaatschap van de SAB.
D Deze wetenschappers verzekerden zich van een aanzienlijke, vaste geldstroom voor de financiering van
onderzoeksprogramma’s van zowel hun eigen instituten als van collega’s en samenwerkingspartners. Dit droeg belangrijk bij
aan hun aanzien en invloed binnen het wetenschappelijke veld.
D