HC 7: PP - psychologie en seksualiteit, deel 8/11 Flashcards
1
Q
Welke 4 soorten gezinnen?
A
- Conventioneel
- Twee carrière gezin
- Rolomkeringsgezin
- Dubbel verzorgingsgezin
2
Q
3 kenmerken ‘Conventioneel gezin’ (types + gedrag)
A
- FM + VV
- Vrouw steeds meer moeder, vader steeds meer afwezig en economisch meer bepalend
- Gunstig compromis vs extremem: splitsing al-goed/al-slecht; zacht/hard; zorg/straf
3
Q
Wat is het ‘gevaar’ bij conventionele gezinnen?
A
Dat het voor zowel kind als voor partners té eenduidig worden
4
Q
6 kenmerken ‘twee carrière gezin’
A
- RM + VV
- Professionele loopbaan primeert
- Opvoeding en zorg door grootouders/onthaalmoeders
- Realiteitsgebonden oplossing en compromis (met eigen ambities, verlangens)
- of uiting van innerlijke conflicten (intra en inter-persoonlijk)
- Object-wereld komt weer op het toneel
5
Q
3 aspecten van ‘object-wereld komt weer op het toneel’ bij een twee carrière gezin
A
- Zelf het kind zijn: tekorten, pijn, angsten
- Zelf de ouder zijn: te hard, te afwezig, te straffend
- Het uit de weg gaan van wat door mama-papa-rol getriggerd wordt
pijn van eigen jeugd + afkeuring van zelf in jeugd van je kind?
6
Q
3 kenmerken van het rolomkeringsgezin
A
- RM + PV
- man bemoederd, identificatie met eigen moeder
- Moeder toont vooral vaderlijke identificatie: verrijkend dit te kunnen zijn
7
Q
Op welke 2 manieren kan de organisatie van rolomkeringsgezin tot stand komen?
A
Kan probleemloos zijn maar kan ook geforceerd door de ander of de eigen dynamiek (niet vrij)
(Dus vrij en probleemloos of gefoceerd, niet vrij)
8
Q
2 kenmerken dubbel verzorgingsgezin
A
- FM + PV
- Kunnen zich identificeren met maternele aspecten en liefhebbende ouder