HC. 6 - Metabool syndroom Flashcards

1
Q

Hoe kun je insulineresistentie meten?

A

hyperinsulinemische euglycemische clamp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Komt insulineresistentie alleen bij mensen met diabetes voor?

A

Nee, ook bij 25% van de mensen met normale orale glucose tolerantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is je insulinespiegel nuchter hoger of lager bij een hoge insulinegevoeligheid?

A

Lager, naarmate je gevoeliger bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt insuline opgenomen?

A

Via de insulinereceptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe zit de insulinereceptor eruit? en hoe werkt het?

A

Aan de buiten kant bevinden zich 2 alfa subunits en hier binden de insuline aan. Daaraan vast zitten de beta subunits die aan de alfa subunit vast zit, maar ook door de celmembraan gaat. Bij binding van insuline ontstaat er een intracellulaire respos die de onderkant vd beta subunit fosforyleert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke niveau’s kunnen er problemen zijn bij mensen met insulineresistentie?

A
  1. Het kan zo zijn dat het op de pre receptor zit. Bijvoorbeeld als je abnormale insuline hebt of insuline antistoffen.
  2. Ook kan het zijn dat het op de receptor zelf zit. Er kan iets zijn met de receptor (aantal afgenomen of defect).
  3. Verreweg de meeste problemen zijn intracellulair! Dit kan ook op verschillende niveaus zijn.
  4. Ook kan er iets zijn met de GLUT-4 Receptor.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er als er meer insuline wordt geproduceert om te compenseren voor de resistentie?

A

Dan vindt er ook meer lipogenese plaats, meer vetvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar is insuline resistentie mee geassocieerd? (factoren)

A
  • Obesitas (zwaarder worden)
  • Minder bewegen
  • Hoge percentage visceraal vet
  • leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is metabool syndroom?

A

Cluster van aandoeningen die tegelijk aanwezig zijn en daarmee de risico op hart- en vaatziektes, beroertes en type 2 DM vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bestaat metabole sydroom al voor da DM 2 gediagnosticeerd is of pas later?

A

Vaak al voor diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Past metabool syndroom meer bij DM1 of DM2?

A

DM2, want dm1 hebben vaak geen tot vrijwel geen insulineresistentie, maar kunnen gewoon geen insuline aanmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn criteria voor metabole syndroom

A

Bij 3 of meer van de volgende 5 metingen:

  • Verhoogde taille omvang (verschillend per regio)
  • Verhoogde triglyceriden (=/1,7 of >1,7)
  • Verminderde HDL-C (<1,0 man / <1,3 vrouw)
  • Verhoogde BD (=/>130/85)
  • Verhoogde vastende glucose (=/>5,6)

(=/> betekent gelijk of hoger)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoi, ik weet niet hoe ik hier een flashcard bij moet maken maar:

A

Metabole syndroom heeft ook associatie met allerlei veel voorkomende kankers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Is er als concequentie van insuline resistentie veel of weinig vLDL, HDL en APO B?

A

veel vLDL, weinig HDL en veel APO B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe behandel je metabole syndroom?

A
  1. Onderliggende oorzaken verhelpen door gewicht management en fysieke activiteit verhogen
  2. Cardiovasculaire risico’s behandelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke medicatie kan insuline gevoeligheid verhogen

A
  • Metformin
  • TZD