HC. 2 - Diagnosestellingen type 1 en 2 diabetes Flashcards

1
Q

Wat wil je bereiken met het behandelen van diabetes?

A
  1. Normaliseren bloedsuikerspiegel 4-8 mmol/L en hierdoor symptomen van suikerziekte.
  2. Voorkomen chronische complicaties van diabetes
  3. Voorkomen dat er hyper- en hypoglycemieën optreden
  4. Zorgen dat iemand zo normaal mogelijk leven kan leiden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 4 mogelijkheden tot behandelen van diabetes zijn er?

A
  1. Dieet
  2. Voldoende lichaamsactiviteit
  3. Tabletten
  4. Injecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zou de voeding van een persoon met diabetes het best uit bestaan?

A
  • weinig suiker
  • Veel langzaam resorbeerbare koolhydraten (lage glycemische index)
  • veel voedingsvezels
  • Weinig vet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zou je qua beweging adviseren?

A

Regelmatig bewegen, minimaal 30 min bewegen 5 dagen per week)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel moet je minstens afvallen en waarmee kan je dit bereiken om type 2 onder controle te krijgen?

A

15 kg afvallen mocht je met alleen een dieet en fysieke activiteit diabetes type 2 onder controle willen krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is voldoende bewegen belangrijk?

A

Hoe meer je beweegt hoe gevoeliger je lichaam wordt voor insuline, je kunt je insulineresistentie er dus mee tegen gaan.

Ook neem je dan onafhankelijk van insuline glucose op in de spier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn incretines?

A

Darmhormonen die uitgescheiden worden na het eten, deze moduleren de insulinesecretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er met de insuline- en glucagonsecretie bij diabetes type 2?

A

Insulinesecretie: verminderd
Glucagonsecretie: verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor medicatie kun je geven bij diabetes type 2?

A
  • Metformine
  • Sulfonylureas
  • GLP-1
  • Thiazolidinediones (TZD)
  • DPP-4 inhibitors
  • SGLT-2 remmers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doet metformine?

A
  • Remming van de gluconeogenese
  • Hierdoor lagere bloedsuikerspiegel
  • Alleen DM2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat det sulfonylureas en GLP-1?

A
  • Ze stimuleren de pancreas om meer insuline aan te maken
  • Alleen DM2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bijwerkingen metformine?

A

Diarree en lactaatacidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nadeel sylfonylureas?

A

Nadeel van deze medicijn is dat deze insuline afgeven onafhankelijk van wat hun bloedsuikerspiegel is waardoor je als nadeel een te lage bloedsuikerspiegel kan krijgen (hypoglycemie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat doet thiazolidiones?

A

Lichaam gevoeliger maken voor insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doen DPP-4 inhibitors?

A

Remmen het DPP-4 enzym, en hierdoor blijft GLP-1 langer actief en is er dus een versterkend insulinesecretie onderinvloed van glucose.

DPP-4 enzym breekt GLP-1 namelijk af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doen SGLT-2 remmers/

A

die zorgen voor het blokkeren van de reabsorptie van glucose in de proximale tubulus. Hierdoor plas je glucose uit

17
Q

Nadeel SGLT-2 remmers?

A

Nadeel hiervan is dat je glucose krijgt in de urinewegen en dit kan leiden tot urineweginfecties en schimmelinfecties en uitdroging (door osmose)

18
Q

Welke injectie therapie zijn er?

A
  1. insuline
  2. GLP-1 analogen (ook in tablet)
19
Q

Hoe werkt het inspuiten van insuline?

A
  1. Insuline spuiten in subcutaanbuikvet, hier klonteren ze aan elkaar en worden hexameren gevormd.
20
Q

Waarom in buikspuiten?

A

Snellere opname door betere doorbloeding

21
Q

Wat is lipohypertrofie?

A

ls men de hele tijd insuline op een bepaalde plaats prikt, kan het zijn dat je daar moeilijker doordringbaar vet

22
Q

Wat gebeurt er als je insuline in spier spuit?

A

Sneller opgenomen, want is goed doorbloed. Krijg je te lage bloedsuikerspiegel en dus hypoglycemie

23
Q

Hoe kan warmte snelheid van insuline beinvloeden?

A

Bij warmte wordt het sneller opgenomen

24
Q

Wat voor soort insuline heb je allemaal?

A
  1. Long-acting insuline
  2. fast-acting insuline
25
Q

Welke fast-acting insuline zijn er?

A
  • Lispro
  • Aspart
26
Q

Welke long-acting insuline zijn er?

A
  • Glargine
  • Detemir
26
Q

Welke long-acting insuline zijn er?

A
  • Glargine
  • Detemir
27
Q

Waarom geef je long-acting?

A

Om de basale insuline na te bootsen om naast de glucose productie in de lever te controleren, ook voldoende glucose opname in de perifere weefsels te garanderen

28
Q

Wanneer fast-acting?

A

Voor het eten

29
Q

Wat is verschil tussen fysiologische insuline en insuline spuiten?

A

Bij fysiologisch is de insuline direct in de poortader, bij inspuiten gaat het eerst in de systemische bloedbaan en daarna pas poortader.

Diabetes: lage spiegel in leverpoortader, hoge spiegel in bloedbaan.
Fysiologisch: Hoge spiegel lever

30
Q

Wat doet de lever met insuline?

A

Klaren, ong 20-80%

31
Q

Hoe behandel je type 1 diabetes?

A
  • Altijd dieet en voldoende bewegen
  • Altijd insuline
32
Q

Hoe behandel je type 2 diabetes?

A
  • Altijd dieet en voldoende bewegen
  • Eventueel medicatie om bloedsuiker te controleren
33
Q

Welke medicatie geef je WEL en welke NIET diabeet type 2 als er ook hartfalen is?

A

wel: SGLT-2 remmers
Niet: TZD

34
Q

Welke medicatie bij diabeet met nierfalen? type 2

A

SGLT-2 remmers

35
Q

Welke medicatie bij diabeet met hoge cholesterol (atherosclerose)? type 2

A
  • GLP-1
  • SGLT-2 remmers
36
Q

Welke behandeling bij type 2 firstline?

A

Metformine + lifestyle management