H9. Visie Flashcards

1
Q

Sensatie

A

Registratie van fysieke stimuli uit de omgeving door onze zintuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Receptie en transductie

A

Concersie naar neurale activiteit
- Elektromagnetisch (visie)
- Luchtdruk, mechanisch (gehoor)
- Warmte, mechanisch en elektrisch (sensomotorisch)
- Chemisch (smaak en geur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Codering

A

Differentiatie tussen sensaties
- Activiteit (actiepotentialen): frequentie, modulatie en ritme
- Spatieel (topografische map: homunculus): Neurale representaties van het lichaam en delen van de externe wereld die worden waargeneomen door zintuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Perceptie

A

Subjectieve ervaring van sensatie
–> beinvloed door context, emotionele toestand, eerdere ervaring en cultuur etc.
–> wordt bepaald door complexiteit en organisatie van zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oogstructuur

A
  • Pupil: Lensopening
  • Iris: Grootte pupil en lichtinval
  • Lens: Focust licht op retina
  • Retina: Receptie van licht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Transductie

A

Vertalen van stimuli naar neurale activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Myopia

A

Bijzienheid –> divergerende/ concave correctielens (-)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hyperopia

A

Verziendheid –> convergerende/ convexe correctielens (+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Visueel veld

A

Deel van de visuele ruimte dat gezien wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Perceptueel veld

A

Deel van de visuele ruimte dat een cel activeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Licht

A

Elektroagnetische golven (400-700 nm is zichtbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fotoreceptoren

A

Cellen die de elektromagnetische golven van livht opvangen
- 120 miljoen in retina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Retina

A

Lichtgevoelige laag waar de transductie van licht in neurale activiteit plaatsvindt door fotoreceptorcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Staafjes

A

Zwart/ wit receptorcellen –> meeste in perifeer voor beweging en nachtzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kegeltjes

A

Kleur receptorcellen –> meeste in fovea voor kleur en detail bij veel licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lichtgevoelige retinale ganglioncellen

A

Dag en nachtritme, reguleren van pupil en afgifte van melatonine reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Fovea

A

Midden van het centrale deel (maluca) van de retina
- veel kegeltjes en weinig staafjes, dus veel kleur en detail

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Perifeer visueel veld

A

Rondom de fovea
- veel staafje en weinig kegeltjes, minder scherp zicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Blinde vlek (optic disc)

A

Plek waar de zenuwen het oog verlaten, er is hier geen retinaal weefsel dus ook geeen fotoreceptorcellen, op die plek ben je blind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Nervus opticus

A

Axonen van de retinale ganglioncellen en bloedvaten die in de blinde vlek het ook verlaten
- Na het optisch chiasma wordt dit de Tractus opticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Laag 1 van retinale cellen

A
  • Horizontale cellen
  • Bipolaire cellen
  • Amacriene cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Laag 2 van de retinale cellen

A

Retinale ganglioncellen
- Magnocellulair
- Parvocellulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Magnocellulaire cellen

A

Groot, verspreid met input van de staafjes –> licht en beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Parvocellulaire cellen

A

Klein, in fovea met imput van de kegeltjes –> kleur en fijne details

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Optisch chiasme
Nevus opticus krijst gedeeltelijk aan de nasale kant (mediale axonen). De temporale kant (laterale axonen) blijft aan die zijde. - Linker helften gaan naar links en rechterhelften naar rechts - rechter visueel beeld komt links aan en linker visueel beeld rechts
26
Tectopulvinaire systeem
'waar' systeem --> snelle oogbewegingen tbv. ruimtelijke orientatie Van retina --> colliculi superior (optisch tectum, middenhersenen) --> pulvinar nucleus (thalamus) --> visuele hersengebieden - alleen axonen van magnocellulaire RGC's (retinale ganglion cellen)
27
Tractus Retino-hypothalamicus
Lichtgevoelige RGC's --> suprachiasmatische nucleus (hypothalamus) - Circadiane (dagelijkse) ritmes en pupilreflex
28
Geniculostriate systeem
Retina --> laterale geniculate nucleus (thalamus) --> laag IV in V1 (striate cortex) --> alle andere visuele hersen gebieden - 6 lagen: 1 en 2 zijn magnocellulair en 3-6 zijn parvocellulair (blijven gescheiden) - 2, 3 en 5 zijn ipsilateraal en 1, 4 en 6 zijn contralateraal
29
Occipitale Cortex (H9)
Minimaal 6 gebieden - Primaire gebied ontvangt LGN (V1 (dieren), Brodmann area 17 (mensen) en stratiate cortex)
30
Extrastriate cortex
V2, V3, V3A, V4 en V5
31
Blobs
Structuur in V1 - Blobs: kleur - Interblobs: vorm en beweging
32
Stripes
Structuur in V2 - Dikke: beweging - Dunne: kleur - Interstripes: vorm
33
Locatie codering
Informatie van een receptief veld in de retina behoudt zijn spatiele relatie wanneer het naar LGn en V1 gestuurd wordt.
34
Input linksboven in visueel veld
- Rechtsonder in receptief veld - Rechtsonder in receptiefveld van rechter LGN - Inferieur, anterieur deel van V1 in rechter hemisfeer
35
Hierarchie van receptieve velden
Receptieve velden van neuronen worden groter hoe verder je in de verwerkingsstroom zit --> grotere corticale representatie biedt meer detail
36
Retinale ganglion cellen RGC
Reageren op luminantie contrast
37
Luminantie
Hoeveelheid zichtbaar licht dat door een oppervlakt gereflecteerd wordt naar de ogen
38
Contrast
Verschil in luminantie tussen aangrenzende delen van een oppervlak
39
ON-center OFF-surround
Excitatie als licht op center valt Inhibitie als llicht op surround valt
40
Orientatie detectoren
Maximale activatie V1 door balken van licht met orientatie (bijv. 45 grad.)
41
Simpele V1 cellen
ON/OFF receptief veld - lijnsegmenten (rechthoekig) - specifieke orientatie
42
Complexe V1 cellen
Reageren op bewegende lijnsegmenten met bepaalde orientatie
43
Hypercomplexe V1 cellen
Complece V1 cellen met een ON/OFF receptief veld aan de zijkant
44
Orientatiekolommen
Kolommen van neuronen die reageren op lijnsegmenten met dezelfde orientatie binnen een kolom --> elke kolom heeft een andere oriëntatie
45
Oculaire dominantie kolommen
Rij van oriëntatie kolommen die input van het linker óf rechter oog ontvangen (zie slide 30 van H9)
46
Ventrale route
Object herkenning --> wat route - via gecategoriseerde kolommen
47
Stimulus equivalentie
Het kunnen herkennen van een object, ongeacht de orientatie
48
Trichromatische theorie
Evolutionaire ontwikkeling voor bijv. de beste voeding - rood, groen en blauw - ontbrekende kegel veroorzaakt kleurenblindheid - Kleur na effect
49
Kleur na effect
je kleurreceptoren raken oververmoeid na constante stimulatie, bij weghalen van stimuli zie je de tegenovergestelde kleuren
50
Opponente processen theorie
Kleur via ON/OFF - zwart/wit, groen/rood en blauw/geel(rood en groen) - Kleurgevoelige blobs in corticale kolommen V1
51
Visuele agnosie
Moeite met objectherkenning
52
Prosopagnosie
Moeite met gezichtsherkenning
53
Optische ataxtie
Moeite met visuele stimui vertalen naar handelingen
54
Ventrale gebieden (temporaal kwab) --> wat
-Parahippocampal place area: orientatiepunten - Fusiform Face Area: Gezichtsherkenning
55
Dorsale gebieden (parietaal kwab) --> hoe
- Lateral intraparental area: sturen van oogbeweingen - Anterior intraparietal area: visuele ondersteuning bij grijpen - Parietal reach region: visuele ondersteuning bij reiken
56
Spatiële codering
Neurale representaties van het lichaam en delen van de externe wereld die worden waargeneomen door zintuigen --> topograpsiche map (homunculus)
57
Lagen in geniculostriate systeem
- 1, 4 en 6 zijn contralateraal (Komen van de andere kant) - 2, 3 en 5 zijn ipsilateraal (blijven aan dezelfde kant) - laag 1 en 2 zijn magnocellulair (staafjes) - laag 3-6 zijn parvocellulair (kegeltjes)
58
Voorbeeld spatiële codering in geniculostriate systeem
Verschillende aspecten van visuele informatie blijven gescheiden in verschillende hersengebieden
59
RGC
Retinale ganglion cellen
60
LGN
Laterale Geniculate Nucleus (in thalamus)
61
Visuele agnosie
Stoornis in objectherkenning --> normaal zicht en normale acties maar geen objectherkenning
62
Prosopagnosie
Stoornis bij gezichtsherkenning --> laesie in fusiform face area
63
Optische ataxie
Stoornis in uitvoeren van taken --> normaal zicht en objectherkenning, maar kan visueel niet omzetten in taak - laesie in dorsale stroom
64
Blindsight
Volledig verlies van V1 in geniculostriate systeem