H3. Celanatomie Flashcards
Verdeling zenuwcellen
Cerebrale cortex: 16 mil. neuronen en 61 mil. gliacellenn
Cerebellum: 69 mil. neuronen en 16 mil. gliacellen
Overig: 1 mil. neuronen en 8 mil. gliacellen
Totaal: 86 miljard neuronen en 85 miljard gliacellen
Opbouw neuron
Dendrieten: verzameld input van andere neuronen
Cellichaam: integregen van informatie
Axon: informatie versturen (output)
3 soorten neuronen
Sensorische neuronen
Interneuronen
Motorische neuronen
Sensorische neuronen (afferent)
Verzamelen inhoud uit perifeer zenuwstelsel
lange dendrieten en korte axonen (alleen axon in CZS)
Interneuronen
Associatie van sensorische en motorische neuronen
gehele cel is kort en ligt in CZS
Motorische neuronen (efferent)
Brengt input uit centraal zenuwstelsel naar spieren
korte dendrieten en lange axonen (alleen axon buiten CZS)
Functie Gliacellen
- Fysieke steun
- Levert voedingsstoffen
- Verhogen van geleiding
- ‘lijmen’ neuronen aan elkaar
Soorten Gliacellen
Ependymcellen
Astrocyten
Microgliacellen
Oligodendrogliacellen
Schwann cellen
Ependymcellen
Kleine ronde cellen die cerebrospinale vloeistof secreren
Astrocyten
Symmetrische stervormige cellen die structurele ondersteuning bieden aan CZS, voedingsstoffen transporteren via haarvaten naar de neuronen, hersenondersteuning bieden door een verhoogde bloedtoevoer, stimuleert herstel door littekenvorming en vormt bloed-hersenbarriere –> verbinding tussen haarvaten en neuronen (de hersenen)
Microgliacellen
Kleine cellen, macrofagen –> enige cellen die in het blloed worden gemaakt (onderdeel van het immuunsysteem). Het zijn verdedigingscellen die lichaamsvreemd weefsel aanvalt en dode of geinfecteerd weefsel opeet en beschadigd weefsel ingaat om het herstel te bemoedigen
Oligodendrogliacellen
Cel in het CZS die myelineschede vormt om de axonen
Schwann cellen
Cel buiten het CZS die myelineschede vormt om de axonen
Wat is het verschil tussen Schwann cellen en Oligodendrogliacellen?
Schwanncellen bevinden zich in het perifere zenuwstelsel en oligodendrogliacellen bevinden zich in het centrale zenuwstelsel.
Myeline zorgt voor isolatie
Zenuwherstel
- Het deel dat nog aan het cellichaam vast zat sterft af
- De schwann cellen verdelen zich in kleine stukjes rond het pad waar de oude axon lag
- Neuron stuurt axontakjes, het takje dat de schwann cellen volgt, vormt de nieuwe axon
- Schwann cellen vormen neiuwe myeline schede rond de nieuwe axon
Onderdelen van Cellichaam
Celmembraan
Nucleus = celkern
Nucleair membraan
Endoplasmatisch reticulum = verzameld de eiwitten
Golgi systeem = stuurt de eiwitten naar hun nieuwe locatie
Microtubuli = vormt een transportweg vor eiwitten
Celmembraan
Scheiding tussen de intracellulaire en extracellulaire vloeistoffen, bestaat uit 2 folsfolipide lagen
- Kop = fosfaatgroep (hydrofiel)
- Staart = vetzuur (hyrdofoob)
Laat kleine ongeladen deeltjes passief door
Membraaneiwitten
Kanaal: passieve doorgang voor ionen
Poort: passieve doorgang als het openstaat
Pomp: actieve poort voor ionen –> kost energie
Chromosomen
Dubbelstrengs DNA molecuul
- 23 paren per celkern
- 46 in totaal
- 1-22 zijn autonoom, 23 is geslacht
Bouwstenen van DNA (nucleotide)
- fosfaatgroep
- pentose (suiker)
- nucleotidebase: adenine, cytosine, guaninde en thymine
Genen
Segment van DNA-streng met allelen, vormt blauwdruk voor eiwitsynthese in het endoplasmatisch reticulum
- homozygoot en heterozygoot
- dominant en recessief
- mutaties
Eiwitsynthese
Codon= reeks van 3 nucleotiden
Transcriberen= mRNA maken van DNA met RNA polymerase
Transleren= Peptideketen maken van mRNA –> eiwit, gebeurt in endoplasmatisch reticulum door ribosomen
Nucleus
Celkern
Endoplasmatisch reticulum
Verzameld de eiwitten en doet de synthese
Golgi systeem
Stuurt de eiwitten naar hun nieuwe locatie
Microtubili
Vormt een transport weg voor eiwitten
Bases van gedrag
Basen –> aminozuren –> peptiden –> eiwitten –> cellen –> gedrag
Nucleobasen
- Adenine (A)
- Cytosine (C)
- Guanine (G)
- Thymine (T)
Gen mutaties
Neutraal –> doen niks
Voordelig –> hogere botdichtheid of tetrachromatie
Nadelig –> sikkelcelziekte, taaislijm ziekte (cystis fibrosis)
Nucleotide combinaties
- Adenine matcht met Thymine
- Guanine matcht met Cytosine
Transcriberen
mRNA wordt gemaakt van het DNA met behulp van RNA-polymerase
Transleren
Peptideketen (reeks aminozuren) wordt gemaakt van het mRNA met behulp van ribosomen in het endoplasmatisch reticulum
Aminozuren
Reeks van een codon (3 nucleotiden)
Peptidebinding
Reeks van aminozuren
Eiwitten
Lange specifieke keten van peptidebindingen