H7. Manipuleren en meten Flashcards

1
Q

Obductie

A

Post-mortem kunnen de hersen veel vertellen
- CVA’s
- Meningioom en Glioom
- zwarte stof (bijv. Parkinson)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Statische/ anatomische afbeeldingen

A

Snapshot van de anatomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Functionele/ dynamische afbeeldingen

A

Functie is af te leiden uit de image

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Spatiële resolutie

A

Hoe gedetailleerd worden hersenstructuren weergegeven (mm - cm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Temporele resolutie

A

Hoe nauwkeurig is de meting in de tijd (ms-min)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Invasiviteit

A

Hoe ver moet je het brein in
- niet = non-invasief
- wel = erg invasief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stereotactisch apparaat

A

Bepaald heel nauwkeurig een precieze locatie in de hersenen
- psychochirurgie
- deep brain stimulation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ablatie

A

Delen weg halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Laesie

A

Incisie maken en deel uitschakelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Reversibele laesie

A

Voorkomt dat het omliggende gebied in de laesie komt doormiddel van koelen en neurotransmitters (GABA)
–> Gebied wordt dan tijdelijk uitgeschakeld ipv blijvend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Irreversibele laesie

A

Blijvende laesie –> brein gaat compenseren (neuroplasticiteit)
- Elektrolytisch = wegbranden dmv. elektroden
- Neurotoxisch = vergiftiging van weefsel via infuus
- High Intensity Focused Ultrasound (HIFU) = opwarmen met geluidsgolven
- wegzuigen met stofzuigertje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Deep Brain Stimulation

A

Elektrodes in de hersenen stimuleren met kleine shockjes een specifiek gebied om gedrag te faciliteren
–> veel bij Parkinson (basale ganglia, globus pallidus en sub thalamische nucleus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Optogenetica

A

Manipuleren en meten van neurale activiteit in ‘natuurlijke bewegende’ dieren
–> genetisch manipuleren om op lichtgolven te reageren en dan experimenteren met lichtgolven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Transcraniële Magnetische Stimulatie (TMS)

A

Met een hele sterke magneet de hersenen stimuleren
- 8 vormige spoel waar heel kort een hele sterke stroom doorstroomt (magnetisch veld)
- Het magnetisch veld verstoort de ionen stroom in je hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Online rTMS

A

rTMS tijdens een taak met herhaaldelijke stimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Offline rTMS

A

rTMS waarbij voor de taak herhaaldelijk is gestimuleerd
–> bijv. om onderactieve gebieden bij depressie actiever te maken

17
Q

Single Pulse rTMS

A

Reactie op een enkele stimulus

18
Q

Single Cell Recordings

A
  • Extracellulair: meten van elektronische activiteit van meerdere neuronen
  • Intracellulair: meten van elektrische activiteit van 1 neuron –> kan alleen in een petrischaaltje of hersenplakje
19
Q

Elektro-encefalografie EEG

A

Meet graduele actiepotentialen met gelijke orientatie die gelijkertijd actief zijn
+ goedkoop, non-invasief en hoge temporele resolutie (1 ms)
- lage spatiele resolutie (>1cm), bron van activiteit is moeilijk te achterhalen

20
Q

Elektrocorticografie

A

EEG maar dan met sensoren direct op het hersenweefsel

21
Q

Event Related Potentials ERP

A

Reactie op herhaaldelijke stimulus meten, kan ook locatie in het brein localiseren.
- respons op een bepaalde stimulus analyseren, bijv. opverprikkeling op geluid bij autisme

22
Q

Magneto-encefalografie

A

Activiteit meten via magnetisme\
+ non-invasief, hoge temporele resolutie (1 ms), hoge spatiele resolutie (2-3 mm)
- duurder dan EEG, bron van activiteit moeilijk te achterhalen

23
Q

Bronlokatie EEG en MEG

A

Inverse probleem: geen oplossing voor waargenomen activiteit
–> meerdere bronnen kunnen tot dezelfde activiteit leiden
- met a priori kennis over hersenfuncties kun je het meest plausibel afleiden

24
Q

Histologie

A

Post-mortem hersenweefsel kleuren om individuele cellen zichtbaar te maken

25
Computed Tomography CT
Via X-rays plakken van het brein zichtbaar maken in een computer (CT-scan), kan een 3D brein mee gemaakt worden --> goed voor botbreuk, hersentumoren of laesies te lokaliseren + goedkoop en hoge spatiele resolutie (1 mm) - Xray is invasief en kan DNA beschadigen en lage temporele resolutie (1 sec) Het beeld komt door absorbtie: - veel absorbtie (bot) is wit - weinig absorbtie (vocht) is zwart --> er is dus geen onderscheidt tussen witte en grijze stof
26
Magnetic Resonance Imaging MRI
Magnetisch veld door je brein, orientatie van waterstof - veel waterstof (cellichamen) is zwart - weinig waterstof (axonen) is wit --> er is dus wel onderscheidt tussen witte en grijze stof + hoge spatiele resolutie (1-5 mm), non-invasief en onderscheidt witte en grijze stof - lage temporele resolutie (1-4 sec), duur, langzaam en veel herrie
27
Diffusion Tensor Imaging (DTI)
MRI die stroomrichting van waterstof detecteerd - beweging is makkelijk in axon en moeilijk in cellichaam --> afbeelding van zenuwbundels in het centrale zenuwstelsel en verandering in myelinisatie van axonen (multiple sclerose)
28
Magnetic Resonance Angiography MRA
MRI om bloedvaten in beeld te brengen
29
Functionele MRI (fMRI)
Meerdere MRI's over langere tijd -> via blood oxygen level dependence respons --> meer bloed naar actieve gebieden (zuurstofrijk bloed is minder magnetisch dan zuurstofarm) + non-invasief, hoge spatiele resolutie (1-5 mm) - lage temporele resolutie (10 sec)
30
Functional near infrared spectroscopy fNIRS
Infra rood in het brein --> verschillende absorptie in zuurstofrijk en -arm bloed, zuurstof verbruik wordt gemeten + goedkoop, non-invasief, hoge spatiele resolutie (1 cm), hoge temporele resolutie (100 ms) - max diepte is 2 cm dus alleen oppervlakkige lagen
31
Positron emission tomography PET
Radioactieve deeltjes in patient --> energie komt vrij bij botsing (positronen), met PET scanne is gammastraling van positron te meten --> meten van metabolische activiteit, zuurstof, glucose, neurotransmitters en eiwitten (bijv. minder dopamine bij verslaafde) + hoge spatiele resolutie (4-6 mm) - lage temporele resolutie (2 min), invasieve injectie en duur
32
Volgorde Spatiële resolutie
1. CT (1mm) 2. MRI (1-5mm)/ fMRI (1-5mm) 4. MEG (2-3mm) 5. PET (4-6mm) 6. fNIRS (1cm) 7. EEG (>1cm)
33
Volgorde Temporele resolutie
1. EEG (1ms)/ MEG (1ms) 3. fNIRS (100 ms) 4. CT (1sec) 5. MRI (10sec) 6. fMRI (1-4sec) 7. PET (2min)
34
Waarom kan EEG geen actiepotentialen meten?
Alleen meetbaar als ze in grote clusters optreden - te kort - te weinig neuronen op hetzelfde moment - axonen gaan in verschillende richtingen
35
Waarom kan EEG wel graduele potentialen meten?
- langer aanwezig - zijn lokaal (gaan niet over een axon in een richting) - op dendriete en cellichamen --> loodrecht op de cortex
36
Kleuring met straling
Veel bot (hoge dichtheid) = wit --> veel absorptie Veel vloeistof (lage dichtheid) = zwart --> weinig absorptie
37
Kleuring met magnetische imaging
Cellichaam (veel water) = donker --> grijze stof Axonen (geen water) = licht --> witte stof
38
EEG en fNIRS combinatie
Hoge temporele resolutie Redelijk hoge spatiële resolutie --> Nadeel: max 2 cm diep
39
EEG en fMRI combinatie
Hoge spatiële resolutie Hoge temporele resolutie --> Nadeel: dure EEG versterkers en elektroden die door MRI kunnen