H5. Neurotransmitters Flashcards
Neurochemische synaps
Eindknop op de presynaptische axon, de synaptische spleet en het postsynaptisch membraan
Exocytose
Afgifte –> actiepotentiaal in de presynaptische neuron zorgt voor de afgifte van neurotransmitters. De neurotransmitters gaan van de presynaptische eindknop in de synaptische spleet, vanuit daar bindt het zich aan het postsynaptische membraan en veroorzaakt IPSP/EPSP
Aanmaak/ transport neurotransmitters
Gemaakt uit DNA via mRNA of in de eindknop uit voedsel gehaald
Afgifte neurotransmitter
Via exytose door een calcium influx (actiepotentiaal)
Receptor actie postsynaptisch membraan
Depolarisatie, hyperpolarisatie en modulatie
Modulatie
Regelt de inhibitie en excitatie van andere reacties
Inactivatie neurotransmitter
- Afvoer door diffusie
- Afbraak door enzymen
- Heropname in presynaptische cel
- Opname door astrocyten
Quantum
Inhoud van 1 synaptisch blaasje, er is veel quanta nodig voor een nieuwe asctiepotentiaal in de postsynaptische neuron
Axo-dendritische synaps
Gaat van axon naar de dendriet
Axo-somatisch
gaat van axon naar het cellichaam
Andere soorten synapsen
- axo-axonisch
- dendro-dendritisch
- axo-musculair
- axo- synaptisch
- axo-secretoir (op bloedvat)
- axo- extracellulair (op extracellulaire vloeistof)
Exiterende synapsen (TYPE I)
- Axon op dendriet
- Vesicles –> ronde synaptische blaasjes
- hoge dichtheid
- brede synaptische spleet
- grote actieve zone
Inhiberende synapsen (TYPE II)
- Axon op cellichaam
- platte synaptische blaasjes
- lage dichtheid
- smalle synaptische spleet
- kleine actieve zone
Criteria voor neurotransmitter
- aangemaakt/ aanwezig in de neuron
- Afgifte resulteert in effect andere cellen
- Experimentele plaatsing resulteert in het zelfde effect
- Mechanisme om de stof te verwijderen bestaat
Classificatie neurotransmitter
- kleine molecuul (Acetylcholine, Dopamine, Norepinefrine en Serotonine)
- peptide transmitters
- lipide transmitter
(- gassen en iontransmitters)
Acetylcholine (Ach)
Enzymsynthese–> acetaat en choline
Serotonine (5-HT)
Synthese–> L-trypofaan
- reguleert stemming/agressie, eetlust/opwinding, ademhaling en pijnperceptie
GABA
Aanpassing van glutamaat (verwijderen van carboxylgroep)
- Cerebellum en grote hersenen (glutamaat excitatie en GABA inhibitie)
- Hersenstam en ruggemerg (glutamaat excitatie en glycine inhibitie)
Dopamine, Norepinefrine en Epinefrine synthese
Van Tyrosine naar L-Dopamine naar Dopamine naar Norepinefrine naar epinefrine
Rate limiting factor
Enzym dat L-Dopa synteseert (Levodopa) is beperkt
- L-Dopa kan door de hersen-bloed barrière heen
Peptide transmitters
Korte ketens van aminozuren, aanmaak is dus langzamer dan kleine moleculen. Peptide transmitters fungeren ook als hormonen. Endogene en exogene opioïden
Endogene opioïden
Bèta-endorfine (pijnstilling), metenkefaline en dynorfine
Exogene opioïden
Opium, Morfine en Diamorfine (heroïne)
Lipide transmitters
Endocannabinoïden (belangrijkste)
- beïnvloed eetlust, pijnperceptie, slaap, stemming, geheugen, angst en stress
- Lipide = vetoplosbaar, dus wordt ter plekke gemaakt
- fungeren als neuromodulator –>inhiberen afgifte van glutamaat en GABA
Endocannabinoïden
Gesynthetiseerd op postsynaptisch membraan, effect op CB1- receptroren
- gemaakt door lichaam
- Fytocannabinoïden komen van de hennepplant
Excitatie vs. Inhibitie
Neuron heeft één of een beperkt paar bepaalde transmitters (transmitter bepaald niet of de cel inhibeerd/ exciteerd)
- DA, NE en EP zijn exciterend
- Glutamaat is exciterend
- GABA is inhiberend
Ionotrope receptor
- Bindingplaats voor een neurotransmitter met een ion-kanaal
- direct effect, +- 1 ms
- Actiepotentiaal mogelijk
- Na+, K+, Cl- en Ca2+ ligandafhankelijk
Metabotrobe receptor
- Alleen bindingsplaats voor neurotransmitter
- indirect effect, via G-eiwit
- G-eiwit –> ionkanalen activeren of binnen via een enzym een cascade maken
- peptide transmitter
Neurotransmitters somatisch zenuwstelsel (spieren)
Acetylcholine en Nicotinic acetylcholine receptor (nicotine bindt hier ook aan)
Neurotransmitters autonoom zenuwstelsel (sympatisch)
preganglionair –> acetylcholine
postganglionair –> Neropinetrine
Neurotransmitters autonoom zenuwstelsel (parasympatisch)
pre-/postganglionair –> Acetylcholine
Neurotransmitters centrale zenuwstelsel
Cholinerg systeem, Dopaminerg systeem, Noradrenerg systeem en serotonerg systeem
Cholinerg systeem (Acetylcholine)
Nucleus basalis van Meyenrt
–> waakzaamheid, aandacht en geheugen
Dopaminerg systeem (Dopamine)
Basale ganglia
–> Nigrostriatale circuit (motorisch)
–> Mesolimbisch circuit (beloning, aandacht)
Noradrenerg systeem (Norepinefrine)
Locus coerculeus
–> emotie
Serotonerg systeem (Serotonine)
Raphé nuclei
–> waakzaamheid tijdens beweging
Chemische synapsen
- neurotransmitters
- 5 ms langzamer dan elektrische
- neurale plasticiteit mogelijk
- signalen versterken/ verminderen
- veranderen door ervaring
Elektrische synapsen
- ‘gap junctions’
- 5 ms sneller dan chemisch
- gereguleerde poorten
- uitwisselen (voedingsstoffen, tussen gliacellen en neuronen mogelijk)
- clusters neuronen kunnen tegelijkertijd vuren
Habituatie (gewenning)
- Verminderde respons naar herhaaldelijk aanbieden van de stimulus
- calcium kanalen worden minder sensitief
- vermindere Ca2+ influx –> Minder neurotransmitter afgifte (EPSP wordt kleiner en minder snelle depolarisatie
Sensitisatie
- Verhoogde respons op stimulus
- Serotonine van interneuron –> kaliumkanalen minder effect
- kalium efflux verminderd
- langere actiepotentiaal
- verhoogde Ca2+ influx
- meer neurotransmitters –> EPSP worden groter en snellere depolarisatie