H4. Celfysiologie Flashcards
Elektriciteit
Stroom van elektrische lading –>Verschil in positief en negatief
Atoom
Protonen, elektronen en neutronen
Ionen = atoom met lading
- anion = negatief geladen
- kation = positief geladen
Stroom
Elektrische lading die beweegt in Ampere (A)
- wisselstroom = stroomrichting veranderd
- gelijkstroom = stroomrichting blijft gelijk
Elektriciteit in lichaam
van + naar - met 324 km/u –> stroom is 270.000 km/u
- Na+ natrium
- K+ kalium
- Cl- chloride
- Ca2+ calcium
Diffusie
Passief proces waarbij ionen van hoge naar lage concentratie stromen tot er een evenwicht is
Concentratie gradient
Verschil in concentratie ionen tussen intra- en extracellulaire vloeistof
Voltage gradient
Verschil in elektrische lading tussen intra- en extracellulaire vloeistof
Rustpotentiaal
-70 mV, negatief binnen de cel, doordat eiwitten negatief geladen zijn, kalium gaat de cel binnen om dat te corrigeren, maar sommige worden weer naar buiten getrokken
- kanalen: influx (instroom) en efflux (uitstroom) voor K+
- poorten: voorkomen Na+ influx
- Na/K pomp: Na+ de cel uit en K+ de cel in 3:2, dus meer + eruit dan erin is negatief in de cel
Grauduele potentiaal
Hyperpolarisatie en depolarisatie
Hyperpolarisatie
Negatieve lading toevoegen
- K+ efflux en Cl- influx
- -70 naar -73 mV
Depolarisatie
Positieve lading toevoegen
- Na+ influx
- -70 naar -65 mV
Actiepotentiaal
Alles of niet potentiaaal voor 1 ms, wordt deze (-50 mV) niet overschreden dan ook geen reactie van de neuron
Potentiaalverloop
- Depolarisatie: -50 naar +30
- Repolarisatie: terug naar -70
- Hyperpolarisatie: van -70 naar -73
- rustpotentiaal hersteld: terug naar -70
Refractaire periode
Wachttijd om een nieuwe actiepotentiaal te starten
Zenuwimpuls
Lontgeleiding en Sprongeleiding; lont volgt gewoon de weg, sprong spingt van Knoop van Ranvier naar knoop (stukjes tussen de myelinescheden) –. ook wel saltatoire geleiding
Multiple sclerosis
Myelineschede afbraak in CZS, oligodendrogliacel degeneratie
Impuls overdracht
van pre naar post synamptische cel via synaptische gleef door neurotransmitter afgifte.
- Excitatie post cel: EPSP; exciterende post synaptisch potentiaal –> depolariseren
- Inhibitie post cel: IPSP; inhiberende post synaptisch potentiaal –> hyperpolarisatie
Sommatie
Optelling van de potentialen
- temporeel: graduele potentialen die kort na elkaar optreden worden opgeteld
- spatieel: graduele potentialen die dicht bij elkaar optreden worden opgeteld
Het nettoeffect bepaald of er een actiepotentiaal ontstaat
Anioon
Negatieve ionen –> overschot aan elektronen
- Cl- (chloride)
- A- (grote eiwit moleculen)
Katioon
Positieve ionen –> tekort aan elektronen
- Na+ (natrium)
- K+ (kalium)
Spanning
Potentiaalverschil –> verschil in lading
- Gemeten in Volt met een voltmeter
- Hersenactiviteit in mV
Kanalen
maken K+ influx en efflux mogelijk (passief transport) om intracellulaire A- te balanceren
Poorten
Voorkomt Na+ influx
Natrium/Kalium pomp
Pompt Na+ uit de cel en K+ in de cel (verhouding 3:2), kost energie! (ATP)
Lontgeleiding
Potentiaal verschil op bepaalde plaats op membraan activeert nabijgelegen spanningsafhanelijke kanalen
Spronggeleiding (saltatoire geleiding)
Geleiding springt via knopen van Ganvier door
- Knopen van Ganvier: plekjes op de axonen waar geen myelineschede zit
Presynaptische cel
Cel die de impuls doorgeeft
Postsynaptische cel
Cel die de impuls ontvangt
EPSP
Exciterende postsynaptische potentiaal
- Zet de postsynaptische cel als het ware aan –> zorgt voor hyperpolarisatie
IPSP
Inhiberende postsynaptische potentiaal
- Zet de postsynaptsiche cel als het ware uit –> zorgt voor depolarisatie
Temporele sommatie
Graduele potentialen die kort na elkaar optreden worden opgeteld
Spatiële sommatie
Graduele potentialen die dicht bij elkaar optreden worden opgeteld