H4 Depressieve stemmingsstoornissen Flashcards
Wat is een dysthemie?
Een persisterende depressie.
Langdurige depressieve klachten die minder ernstig zijn en geen episodisch karakter hebben.
Kernsymptoom: depressieve stemming Periode: minstens 2 jaar Minstens nog 2 andere symptomen. Nooit goede periodes langer dan 2 maanden. Begint vaak al op jonge leeftijd.
Wat is een cyclothymie?
Hypomane periodes worden afgewisseld met uitgeputte periodes van (lichte) depressie.
Waaraan moet volgens DSM-V voldaan worden om te spreken van een depressie?
Minstens 5 van de 9 symptomen moeten aanwezig zijn.
Deze moeten minstens 2 weken aanwezig zijn (niet continu).
Minstens 1 van de symptomen moet een kernsymptoom zijn. (depressieve stemming & anhedonie)
Depressieve symptomen kunnen opgedeeld worden in 3 clusters, dewelke?
Affectieve
Lichamelijke
Cognitieve
Wat zijn de kernsymptomen (affectieve) van depressie?
1) Depressieve stemming:
Verdrietig, leeg, somber, bedrukt, huilen, niet meer kunnen huilen.
2) Anhedonie:
Vermindering van lust, plezier in (bijna) alle activiteiten.
Opsplitsing: consummatorische & anticipatorische anhedonie
Wat zijn de lichamelijke symptomen van depressie?
1) Duidelijke gewichtsvermindering of gewichtstoename / afgenomen of toegenomen eetlust:
Toename bij atypische depressie, afname bij normale.
2) Insomnia of hypersomnia:
Normale meestal verminderde slaap en moeilijkheden, atypische vaak meer slaapbehoefte.
3) Psychomotorische agitatie of remming:
Vertraging in het spreken en bewegen (remming) of zichtbaar opgejaagd, onrustig (agitatie).
! Agitatie en remming komen vaak tegelijk voor !
4) Moeheid of verlies van energie
Wat zijn de cognitieve symptomen van depressie?
1) Onterechte schuldgevoelens of waardeloosheidsgevoel:
Verder dan zelfverwijt, soms zo uit proportie dat men spreekt van schuld- of zondewanen.
2) Verminderd concentratievermogen:
Problemen met lezen, onvermogen om informatie op te nemen, geheugenproblemen.
Besluiteloosheid over mineure beslissingen.
3) Terugkerende gedachten aan de dood:
De wens om niet meer wakker te worden.
Suïcidegedachten.
Welke subtypen (specifiers) zijn er van depressie? (9)
1) Depressie met angstige spanning:
Voelen zich opgedraaid, gespannen en erg rusteloos.
Moeilijk concentreren en aanhoudende ongerustheid.
Vrezen dat er iets verschrikkelijks gaat gebeuren / zelfbeheersing gaan verliezen.
Hogere suïcide, minder gunstig verloop, bijwerkingen bij medicatie, veel voorkomend.
2) Depressie met melancholische kenmerken:
Melancholie in DSM (vitale depressie):
Duidelijke anhedonie en/of niet-reactieve stemming, gevoelloos of stemmingloos (ook niet verdrietig). Minstens 3 van de 6 vitale kenmerken aanwezig. (p.92)
Melancholie volgens Parker:
Bij melancholische depressie zijn er ook psychomotorische symptomen aanwezig, bij non-melancholische niet.
3) Psychotische depressie:
Melancholische depressie met wanen of hallucinaties.
Stemmingscongruent (depressieve thema’s) of stemmingsincongruent (bizarre thema’s).
Vaak ‘ondergangswanen’.
Syndroom van Cotard: patiënten ontkennen het bestaan van zichzelf / anderen.
4) Depressie met atypische kenmerken:
Drang naar zoetigheid
Reactieve stemming (betere stemming in leuke sfeer)
‘Leaden paralysis’ (zwaarte in armen of benen)
Overgevoeligheid voor afwijzing
5) Depressie met catatone kenmerken:
Bijzondere motorische kenmerken. (p. 97)
(vb: posturing, catalepsie, echolalie, staren, …)
6) Depressie met peripartaal begin:
Rond de bevalling.
Vrouwen met voorgeschiedenis meer risico in het post partum.
Angst meer op de voorgrond.
Obsessieve gedachten (kind iets zouden kunnen aan doen).
Kan aanleiding zijn tot bipolaire stoornis bij jonge vrouw.
7) Depressie met seizoenspatroon:
Winterdepressie, minstens 2 jaar na elkaar.
Vermoeidheid en anergie, atypische kenmerken.
8) Ouderdomsdepressie (niet DSM):
‘late-life depression’ LLD
Oudere leeftijd (60+)
Veranderende sociale rollen, verlieservaringen
Frailty: verlies van reservecapaciteit van he lichaam –> hogere kans op LLD.
Early onset LLD vs late onset LLD
9) Vasculaire depressie (niet DSM):
Letsels in witte stof hersenen die zenuwbanen beschadigen –> slechte connectie –> depressie
Apathie
Slechter executief functioneren en informatieverwerkingssnelheid
Welke mogelijke alternatieven zijn er voor een patiënt met depressieve klachten? (differentiaaldiagnose) (5)
1) Lichamelijke aandoening
Checken voor anhedonie, schuldgevoelens en doodsgedachten.
Medicatie kan depressieve klachten veroorzaken.
2) Persoonlijkheidsstoornissen
Depressie: episodisch met (duidelijk) begin en einde,
Persoonlijkheidsstoornis: depressieve klachten vaak chronisch en schommelend + reeds van tijdens jeugd problemen
3) Beginnende dementie
Moeilijk onderscheid in begin stadium.
4) Burn-out
= negatieve, aanhoudende gemoedstoestand, uit een onevenwicht tussen de intenties en de realiteit op het werk.
Erg gelijkend.
Drie symptomenclusters:
A. Chronische (emotionele) uitputting
B. Cynisch en onverschillig, afstandelijk en prikkelbaar
C. Gevoel van onbekwaamheid op het werk
Meer kwetsbaar:
Ontwijkend reageren in stress
Laag zelfbeeld
Hoge verwachtingen van het werk
5) Depressie tijdens Rouw
Gevoel van leegte en verlies depressieve stemming en anhedonie (depressie)
Wisselende momenten van dysforie.
Verdriet ook gepaard me humor en positieve gevoelens.
Zelfvertrouwen meestal niet aangetast.
Schuldgevoelens niet op de voorgrond.
Het verloop van een depressieve episode kan beschreven worden door de vijf R’en, wat is dit?
1) Response
Verbetering in het toestandsbeeld na een ingestelde behandeling.
2) Remission
De patiënt heeft (bijna) geen symptomen meer.
3) Recovery
De patiënt toont herstel gedurende 4 tot 6 maanden.
4) Relapse
Binnen 4 tot 6 maanden na herstel opnieuw klachten.
5) Recurrence (recidive)
Een nieuwe ziekte-episode nadat al recovery is opgetreden (> 6 maanden).
Herval na een genezing kan verklaard worden aan de hand van 2 verschillende modellen, dewelke?
1) Stable-liability model
Kwetsbaarheidsfactoren van voor de eerste episode zijn er na episode ook nog.
2) Acquired-susceptibility model
Stress en ervaringen door episode verhogen de kwetsbaarheid.
–> ‘Kindling model’ is een acquired-susceptibility model
Geef de kenmerken van een premenstruele stemmingsstoornis.
Op voorgrond staan: Emotionele labiliteit Somberheid Angstklachten Prikkelbaarheid Woede
Symptomen duidelijkst tijdens week voor menstruatie.
Daarna verdwijnen ze.
Vaak lichamelijke symptomen of gedragssymptomen.
(check p.109 voor DSM)
Bij welke groepen komt depressie vaker voor?
Vrouwen (x2)
Jongeren
Gescheiden personen
Personen waar partner van gestorven is
Minder vaak op oudere leeftijd.