H16 Behandelaspecten Flashcards
Volgens Bill O’Hanlon zijn er 3 stromingen te herkennen in de geschiedenis van de psychotherapie, dewelke?
1) Therapeut is de expert.
Hij zoekt met expertise in het verleden naar oorzaken voor de problemen
2) Focus is minder op het verleden, meer op het nu.
Nog steeds gericht op het probleem en de therapeut is deskundig in het oplossen van het probleem.
3) Problemen die oplosbaar zijn en oplossingen worden ge-co-creëerd door patiënt en therapeut.
Focus ligt op de competentie van de patiënt om het probleem het hoofd te bieden.
Aandacht is gericht op de toekomst waarin het probleem is opgelost.
Problemen worden niet geanalyseerd, wel de oplossingen.
–> oplossingsgerichte therapie en
herstelgerichte therapie
Wat zijn de belangrijkste therapiemodellen? (4)
1) Psychoanalytische therapie (psychodynamische)
2) (cognitieve) gedragstherapie
3) Systeemtherapie
4) Client-centered-therapie
Wat is het dodoverdict?
Alle vormen van psychotherapie werken even goed, omdat het effect niet zozeer afhangt van het therapiemodel maar van de factoren die de therapieën met elkaar gemeen hebben.
–> Omstreden, toch verschillen in de effecten van verschillende therapieën (weliswaar klein).
Wat is de Lambert-taart?
Taartdiagram die verschillende factoren die van invloed zijn op het therapeutische proces in kaart.
1) Patiëntfactoren + events buiten de therapie (40%)
2) Therapeutische relatie (gemeenschappelijke factoren) (30%)
3) Verwachting en placebo (15%)
4) Specifieke factoren (therapie) (15%)
–> Omstreden, getallen zijn schattingen
Met 2 denkfouten:
- Effect van psychotherapie kan men niet 100% verklaren
- De verschillende taartstukken kunnen niet onderscheiden worden omdat ze veel te sterk verweven zijn.
Het succes van therapie blijkt vooral gerelateerd te zijn aan persoonlijke karakteristieken van de therapeut, welke 2 karakteristieken?
1) Situationele sensitiviteit
Voortdurend alert zijn voor en reageren op feedback over de therapeutische relatie en over mogelijke struikelblokken in therapie.
2) Therapeutische flexibiliteit
Openheid om de therapeutische aanpak aan te passen op basis van de feedback van de patiënt.
Wat stelt de monoaminehypothese?
Dat ernstige depressies het gevolg zijn van een verminderde vrijzetting van monoamineneurotransmitters in de synpasen.
Serotonine, noradrenaline, histamine, acetylcholine en dopamine zijn allemaal monoamineneurotransmitters.
Ze worden in de synaptische spleet gespuwd en een deel zet zich op het volgende zenuwuiteinde om signaal door te geven. De rest wordt terug op genomen (re-uptake).
De antidepressiva zullen deze heropname en recyclage verhinderen. Vandaar de naam re-uptake inhibitoren.
Bekendste zijn selectieve serotonine-re-uptake-inhibiotren (SSRI).
Wat stelt de dopaminehypothese?
Dat schizofrenie een gevolg zou zijn van een verhoogde activiteit van het dopaminesysteem.
Antipsychotica verlagen de dopaminerge hyperactiviteit door op de postsynaptische receptoren te gaan zitten. Dit blokkeert de dopaminerge signaaloverdracht.
Wat zijn de 4 belangrijkste groepen van psychofarmaca?
1) Antipsychotica
2) Antidepressiva
3) Stemmingsstabilisatoren
4) Anxiolytica (slaap- en kalmeringsmiddelen)
Antipsychotica kunnen verdeeld worden in 2 groepen, dewelke?
1) Neuroleptica (Klassieke oude antipsychotica)
Bijwerkingen: Spieren, stijve nek, bevende handen, bewegingsonrust (acathisia) en een parkinsonachtige gang.
–> voor psychose en antimanisch
2) Tweede generatie antipsychotica
Bijwerkingen: impact op het gewicht en op het suiker- en vetmetabolisme.
–> voor psychose, antimanisch en antidepressieve eigenschappen
We kunnen de antidepressiva opdelen in 6 klassen, dewelke?
1) Tricyclische antidepressiva (TCA)
- Anticholinerge bijwerkingen:
Droge mond, constipatie, verwardheid
- Adrenerge bijwerkingen:
Lage bloeddruk, duizeligheid, ejaculatiestoornissen
- Histaminerge bijwerkingen:
Gewichtstoename, moeheid, sedatie (verlaging bewustzijn)
–> overdosis is dodelijk
Beste en sterkste antidepressiva
2) Selectieve serotonine re-uptake inhibitoren (SSRI)
3) Noradrenaline re-uptake inhibitoren (NARI)
4) Serotonine en noradrenaline re-uptake inhibitoren (SNRI)
5) Noradrenerge en specifieke serotonerge antidepressiva (NaSSA)
6) Noradrenaline en dopamine re-uptake inhibitoren (NDRI)
–> bijwerkingen van 2) tot 6)
Zweten, gewichtstoename op lange termijn en gastro-intestinale bijwerkingen.
Seksuele bijwerkingen –> invloed op de therapietrouw
SSRI en SNRI gebruikt voor: depressie, angststoornissen en dwangstoornissen. (soms bij boulimia nervosa)
Waarvoor staat het acroniem FINISH?
Voor de mogelijke stopzettingssymptomen na het stoppen van antidepressiva, vooral bij SSRI en SNRI.
Flu-like symptoms (vermoeidheid)
Insomnia
Nausea
Imbalance (duizeligheid)
Sensory disturbances (tintelingen, schokjes in hoofd)
Hyperarousal (angst, prikkelbaarheid en agitatie)
1 tot 4 dagen na stop zetting.
Mild
Gaan na een paar dagen (maximaal paar weken) weer weg.
–> Onderscheid met rebound symptomen! Onmiddelijk na het stoppen keren de klachten op waarvoor behandeld werd.
Wat doet een stemmingsstabilisator en welk is het bekendste?
Middel dat depressie en manie kan verbeteren, en tegelijk ook nieuwe manieën en depressies kan voorkomen.
Lithium
–> bij bipolaire I stoornis
Vermindert het aantal suïcides
Bijwerkingen:
Tremor, dorst, schildklierproblemen en nierproblemen
–> Moeten bloedspiegel laten controleren tegen vergiftiging
Wat doen anxiolytica?
Het zijn slaap- en kalmeringsmiddelen.
Behoren tot de klasse van de benzodiazepinen.
Angstremmers
Kalmerend en angstwerend effect.
Spierrelaxerend en anti-epileptisch effect.
Verslavend, snelle gewenning –> hogere dosis
Kwaliteit van slaap verbetert niet.
Hoogstens enkele dagen gebruiken.
–> Bij ernstige catatonie.
Wat zijn de voor en nadelen van elektroconvulsietherapie?
ECT is volledig veilig en wordt uitgevoerd onder narcose.
Voordelen:
Enorm hoge remissiecijfers voor depressieve patiënten (41 - 90%)
Patiënten met een psychotische depressie zullen in minstens 90% van de gevallen binnen 2 weken na de start volledig herstellen.
Het is de meest succesvolle behandeling bij mensen met ernstige catatonie.
Het kan suïcidaliteit snel verminderen.
Bijwerkingen:
Hoofdpijn en misselijkheid
Moeite met het inprenten van informatie (anterograde amnesie)
En soms ook retrograde amnesie
Deze symptomen gaan meestal over na enkele weken.
Maar verschillende patiënten reageren hier anders op.
Wat doet transcraniële magnetische stimulatie?
TMS is een nieuwere behandeltechniek, een stimulatiespoel wordt tegen de schedelhuid gehouden en wekt een magnetisch veld op. Dit magnetisch veld gaat door de schedel en wekt een elektrisch veld op ter hoogte van de hersenschors.
TMS is volledig veilig en kan gebeuren zonder enige verdoving. De patiënt heeft geen bijwerkingen.