H12 Middelengerelateerde en verslavingsstoornissen Flashcards
Bij problematisch middelen gebruik zijn er aanpassingen in de hersenen die de drang om te gebruiken even intens maken als ‘primitieve drijfveren’ (honger). Het ‘brain reward system’ speelt hier een belangrijke rol, wat is het en wat doet het?
Het staat in voor de vrijlating van dopamine, als beloning en positieve emoties.
Bij gebruik van middelen is deze vrijzetting extreem hoog en langdurig, met als gevolg meer dopamine in de synaptische spleet.
Wat wordt bedoelt met ‘down-regulatie’ bij herhaald en langdurig gebruik?
Er wordt minder dopamine aangemaakt en er worden minder dopaminereceptoren gevormd.
Hierdoor wordt de patiënt minder gevoelig voor de beloning en zal hij steeds meer gebruiken om dezelfde kick te voelen (gewenning, tolerantie) en natuurlijke beloners (lekker eten, seks) hebben geen deugddoend effect meer.
Stoornissen in het gebruik van middelen is gebaseerd op een pathologisch patroon van gedragingen samengevat in 11 criteria, opgedeeld in 4 groepen. Welke zijn deze 4 groepen?
1) Gedrag dat wijst op een verminderde controle
2) Gedrag dat wijst op een verminderd sociaal functioneren
3) Risicovol gedrag
4) Gedrag dat verwijst naar het ‘biologisch’ verslaafd raken (farmacologische criteria)
Wat betekent ‘craving’?
Het hunkeren naar het middel, als een onweerstaanbaar verlangen om het middel te gebruiken.
Het toont zich in uiterlijke kenmerken: Motorische onrust Speekselvloed Versneld hartritme Transpiratie Zichtbaar op functionele hersenbeeldvorming
Leg de hervalketen uit.
1) Het leven van iemand met een verslaving is in onevenwicht, tussen de dingen die de persoon moet doen (werk) en de dingen die hij wilt doen (sport).
2) Dit onevenwicht kan door een banale gebeurtenis geaccentueerd worden.
3) Het PIG treed in actie: Problem of Immediate Gratification --> Hij wil instant het 'slecht voelen' weg.
4) Hierdoor gaat hij kleine beslissingen nemen die grote gevolgen kunnen hebben. Deze hebben schijnbaar niets te maken met herval.
- -> Schijnbaar Onbelangrijke Beslissingen (SOB)
5) Maar door de SOB komt men mogelijks in een hoogrisicosituatie.
6) Daar speelt zich een psychologisch fenomeen af:
De mogelijke positieve gevolgen van herval worden overschat en de negatieve onderschat.
7) Dit kan leiden tot herval.
Hoe zit het met de comorbiditeit bij middelengerelateerde stoornissen?
53 - 76% van de mensen met verslavingsproblematiek hebben minstens één andere psychiatrische aandoening.
Vooral (sociale) angststoornissen (en ADHD) en depressie.
Psychiatrische aandoeningen lijken het middelen misbruik voor te gaan. Dit duidt op een soort ‘zelfmedicatie’-effect.
Depressie leidt vaak tot alcoholmisbruik, wat weer leidt tot depressieve klachten. Een vicieuze cirkel.
Een veelgebruikte vragenlijst om problematisch alcoholgebruik te detecteren is de CAGE vragenlijst, welke vragen?
1) Cut down
Gevoel gehad dat je je alcoholgebruik moest verminderen?
2) Annoyed
Ooit geïrriteerd gevoeld over opmerkingen van anderen over je alcohol gebruik?
3) Guilty
Ooit schuldig gevoeld over iets wat je gedaan hebt toen je dronken was?
4) Eye-opener
Ooit ‘s ochtends alcohol gedronken om rustiger te voelen of om minder last te hebben van trillende handen of misselijkheid?
Score van 2 of meer is klinisch significant.
Wat zijn de effecten van alcoholintoxicatie?
Het wordt veroorzaakt door ethanol, lage dosissen geven een opwekkend effect, hogere dosissen een verdovend effect.
Bloedalcoholgehalte (BAG in promille) en effect
1) 2 eenheden
BAG: 0.5
Effect: Concentratievermindering, ‘in de wind’
2) 4 - 5 eenheden
BAG: 1.0
Effect: Ontremming, bewegingen minder gecontroleerd, dronken
3) 8 - 10 eenheden
BAG: 2.0
Effect: Vermindering centrale functies, strompelen, onduidelijk praten
4) 13 - 15 eenheden
BAG: 3.0
Effect: Verminderde reactie op prikkels / omgeving
5) 16 - 20 eenheden
BAG: 4.0
Effect: Slaap waaruit je moeilijk kan gewekt worden
6) 20 - 25 eenheden
BAG: 5.0
Effect: Coma, hersenen kunnen ademhaling en hartslag niet meer op peil houden, met mogelijke dood als gevolg
Wat is een delirium tremens?
= alcoholgeïnduceerde psychose
Het is een ontwenningssyndroom dat 3 tot 4 dagen na het stoppen van ernstig en langdurig alcoholmisbruik inzet.
Kenmerken: Visuele hallucinaties (ook auditieve) Rusteloos en geagiteerd De gang is atactisch Uitgesproken tremor Zweten, hoge hartslag en hoge bloeddruk
Eindigt na enkele dagen in een langdurige slaap.
Verklaar het Wernicke-Korsakov syndroom.
Het is een ernstige cognitieve stoornis die het gevolg is van hersenbeschadiging door chronisch alcoholgebruik.
1) Wernicke
Patiënten met alcoholmisbruik nemen thiamine minder goed op wat resulteert in een vitamine B1 tekort. Hierdoor ontstaan er bloedinkjes in de hersenen.
Kenmerken: Suf en verward Atactische gang Oogbewegingsstoornissen (nystagmus) door oogspierverlamming Bewustzijns- en concentratiestoornissen
Omkeerbaar met snelle behandeling.
2) Korsakov
Een opvallende geheugenstoornis veroorzaakt door een tekort aan thiamine.
Kenmerken: Blijvende ernstige geheugenstoornis, vooral autobiografisch en semantisch geheugen Desoriëntatie (in tijd) Confabuleren Ernstige centraal-executieve stoornissen
Persisterend en niet verbeterbaar.
Wat betekent confabuleren?
Fantaseren van verhalen om de gaten in het geheugen op te vullen. De patiënt heeft niet in de gaten dat de verhalen niet kloppen. (eerlijk liegen)
Verklaar de ‘dosis-respons’-relatie bij cannabis gebruik.
Mensen die erg veel gebruiken hebben een aanzienlijk hogere kans een psychose te ontwikkelen dan sporadische gebruikers of niet-gebruikers.
Wat zegt het ‘cannabis psychosis persistence model’?
1) Adolescenten kunnen milde voorbijgaande psychotische ervaringen hebben. (subklinisch)
2) Door cannabis gebruik kan de psychotische ervaring langer duren en meer uitgesproken zijn. (subklinisch)
3) Door herhaaldelijk gebruik kunnen meer psychoses optreden en kan dit wel leiden tot een psychotische stoornis.
Wat bedoelt men met ‘high potency’-cannabis?
Een sterkere variant van de vroegere cannabis, het THC gehalte in deze cannabis is een stuk hoger (20% in vergelijking met 3% vroeger).
Geef overzicht van de middelen en hun beschrijving / effecten.
1) Alcohol
–> ethanol
Opwekkend, verdovend
2) Koffie
–> cafeïne
Verhoogt prestaties en alertheid, bemoeilijkt slaap
3) Tabak
–> nicotine
Stimulerend, verhoogt bloeddruk en pols
Relaxerend en angstwerend
4) Fencyclidines (PCP) ‘angel dust’
–> vb: Ketamine
Hallucinogene en dissociatieve effecten
5) Hallucinogenen
–> vb: LSD, MDMA
Verscherpte waarneming
Hallucinaties
Energie en euforie
6) Opiaten
–> vb: morfine, heroïne
Pijnstillend, verminderen angstige spanning
Misselijkheid en braken, onderdrukken ademhaling, dichtknijpen van de pupillen, constipatie
7) Stimulantia
–> vb: cocaïne, amfetamine
Verbeteren prestaties, honger stillend
Energieboost, opwinding en euforie, verhoogde alertheid
Intense angst, paranoia en psychotische symptomen
8) Benzodiazepinen
Angstwerende middelen en slaapmiddelen
Anti-epileptisch en spierrelaxerend
9) Inhalantia
- -> vluchtig
vb: lijmen, aerosols, gassen