H12: Gedrags-en ontwikkelingsstoornissen Flashcards

1
Q

Gedragsproblemen worden in tweeën verdeeld:

Internaliserend:

Externaliserend:

A

Internaliserend: deze kinderen vallen vaak niet op.

Externaliserend: deze kinderen vallen wel op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diagnostiek:

A

Diagnostiek: testen en onderzoeken.

Om precies te weten wat het kind nodig heeft, blijft diagnostiek belangrijk kom maar zeker Als het vermoeden bestaat dat het kind een stoornis heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ADHD of ADD

  1. Betekenis afkorting
  2. Wat is het?
  3. Kenmerken?
  4. Aanpak?
A
  1. Attention Deficit Hyperactivity Disorder:
  2. Iemand met ADHD is sneller afgeleid, is drukker en/of doet vaker dingen zonder na te denken. Dit gedrag geeft problemen; thuis, op school of werk en in het omgaan met anderen.
    • Niet goed opletten en slordig werken
    • moeite met aandacht en snel afgeleid
    • druk
  3. De aanpak bestaat uit:
    - bij kinderen: training voor ouders en/of leerkracht
    - vanaf 12 jaar soms ook training voor het kind zelf
    - bij volwassenen: behandeling door de praktijkondersteuner, een psycholoog of psychotherapeut

soms ook medicijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ODD/CD:

  1. Betekenis afkorting
  2. Wat is het?
  3. Oorzaak?
  4. Kenmerken?
  5. Aanpak
A
  1. Oppostional Defiant Disorder/ Conduct Disorder
  2. ODD en CD vallen onder de zogenaamde agressieve gedragsstoornissen.

ODD (opstandig gedrag):

  • ongehoorzaam
  • driftig
  • zoeken ruzie en zijn snel gefrustreerd.

CD (normoverschrijdend gedrag)

  • pesten
  • bedreigen en intimideren en hebben een gebrek aan respect voor anderen.
  1. Oorzaken:
    - Erfelijk bepaald zijn.
    - Laag IQ
    - Een ontwikkelingsachterstand,
    - Taalproblemen

Meer: gebrek aan schuldgevoel, impulsiviteit, aandachtsproblemen, pesten en gepest worden. De opvoeding is ook belangrijk. De kans op problemen neemt toe als de ouders niet consistent zijn, geen duidelijke regels stellen of weinig betrokken zijn. Het gaat dus om een combinatie van aanleg en omgeving.

  1. Kenmerken
    - agressief gedrag tegenover mensen en dieren.
    - bedrog of diefstal
    - Ernstig overtreden van regels.
  2. Aanpak:
    - hang zichtbare regels op in de klas
    - regels moeten in positieve bewoording zijn. IK MOET NOOIT BIJ DEZE KINDEREN GEBRUIKEN.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerken ODD:

A

Driftig

Verzet zich tegen regels

Weigert zich te voegen naar wat de volwassene vraagt

Maakt vaak ruzie met volwassenen

Ergert anderen met opzet

Geeft de schuld van eigen fouten aan anderen

Is prikkelbaar, ergert zich vaak

Is boos of gepikeerd

Is hatelijk en wraakzuchtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kenmerken CD:

A

Pest, bedreigt, intimideert

Gebruikt wapens en brengt lichamelijk letsel toe

Zet aan tot vechten

Mishandelt mens en dier

Dwingt tot seksueel contact

Steelt of liegt en vernielt met de bedoeling ernstige schade aan te richten

Spijbelt en loopt weg van huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aanpak ODD & CD:

A

Aanpak:

Praat met het kind over wat hem bezig houdt, zijn sport, zijn hobby of huisdier, enz.

Geef véél complimenten. Dat is lastig door het gedrag van deze kinderen. Desnoods geef je een compliment omdat het kind zijn jas netjes ophangt of een stoel van een ander kind vast van tafel haalt: zoek het goede.

Gebruik eventueel een beloningssysteem. Spreek met het kind af wat het leuk vindt om te doen.

Stel reële, duidelijke grenzen en handhaaf die zeer consequent. Stop het kind in zijn ( verkeerde) gedrag.

Stel ook reële eisen. Kinderen met ODD hebben een lage frustratietolerantie. Als iets niet lukt, worden ze sneller boos dan anderen. Zorg dus voor iets wat bijna zeker lukt.

Kijk goed. Probleemsituaties kun je vaak voorspellen. Let op gezichtsuitdrukkingen. Haal het kind weg als er een probleem dreigt te ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aanpak ODD & CD:

A

Aanpak:

Praat met het kind over wat hem bezig houdt, zijn sport, zijn hobby of huisdier, enz.

Geef véél complimenten. Dat is lastig door het gedrag van deze kinderen. Desnoods geef je een compliment omdat het kind zijn jas netjes ophangt of een stoel van een ander kind vast van tafel haalt: zoek het goede.

Gebruik eventueel een beloningssysteem. Spreek met het kind af wat het leuk vindt om te doen.

Stel reële, duidelijke grenzen en handhaaf die zeer consequent. Stop het kind in zijn ( verkeerde) gedrag.

Stel ook reële eisen. Kinderen met ODD hebben een lage frustratietolerantie. Als iets niet lukt, worden ze sneller boos dan anderen. Zorg dus voor iets wat bijna zeker lukt.

Kijk goed. Probleemsituaties kun je vaak voorspellen. Let op gezichtsuitdrukkingen. Haal het kind weg als er een probleem dreigt te ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ASS:

  1. Betekenis afkorting
  2. Wat is het?
  3. Kenmerken
A
  1. Autismespectrumstoornis
  2. ASS is een stoornis in de informatieverwerking in de hersenen.

Kenmerken:
Sociale interactie en verbeelding. Ze zijn bijvoorbeeld erg in zichzelf gekeerd of maken geen oogcontact met anderen; ze kunnen zich moeilijk inleven in andere mensen.

Communicatie en (lichaams)taal. Ze herkennen vaak geen gezichtsuitdrukkingen (boos, blij, verdrietig), hun taalontwikkeling is vaak vertraagd en afwijkend; ze nemen figuurlijke uitspraken letterlijk.

Stereotiepe interesses en gedrag. Ze kunnen bijvoorbeeld helemaal opgaan in een bepaalde activiteit, zodat nergens anders aandacht meer voor is. In hun gedrag zijn vaak herhalende patronen te herkennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenmerken van autisme zijn:

A

Heftiger ervaren wat je hoort, ziet, ruikt, proeft en voelt

Moeite met veranderingen

Moeite met omgang van anderen

Ze kunnen moeilijk iets verbeelden en fantasierijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem de 3 vormen van autisme en leg ze uit.

A

Klassiek autisme: bij klassiek autisme zijn er meer autistische kenmerken aanwezig dan bij andere varianten en gaat de stoornis vaker samen met een veranderlijke beperking en epilepsi.

Asperger: Deze kinderen hebben een normale taalontwikkeling. Kinderen met asperge hebben een normale tot hoge intelligentie. Ze hebben alleen last met vriendjes maken en worden vaak gepest.

PDD-NOS: deze term werd gebruikt voor kinderen met autisme die niet voldoen aan de criteria voor de autistische stoornis of de stoornis van asperger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aanpak autisme:

A

U kunt zo nodig hulp krijgen van de huisarts, praktijkondersteuner of bijvoorbeeld een psycholoog.

Leren omgaan met veranderingen en stress kan helpen.

Ook contact met andere mensen met autisme kan prettig zijn.

Kunt u leren hoe u uw kind het beste kunt helpen, bijvoorbeeld bij veranderingen.

Kan uw kind leren om makkelijker contact met anderen te maken (in een training of met behandeling door een jeugdpsycholoog).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Angsstoornis:

A

Angststoornis:

Bijna 20% van de Nederlanders krijgt in het leven een angststoornis. Vrouwen hebben vaker een angststoornis dan mannen. Het gaat om serieuze klachten, die je kwaliteit van leven ernstig aantasten.

Wanneer je regelmatig last hebt van verschillende kenmerken van een angststoornis, die voor problemen in je dagelijks leven of op je werk zorgen, kan er sprake zijn van een angststoornis. De diagnose wordt gesteld door een daarvoor bevoegd behandelaar, zoals een gz-psycholoog of psychiater.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aanpak angststoornis:

A

Probeer een goed beeld te krijgen van je angst. En bepaal wat voor invloed deze angst op jouw leven heeft. Stel jezelf bijvoorbeeld de vragen: Waar ben ik bang voor? Wat betekent deze angst voor mijn leven?

Praat over je angsten met mensen in jouw omgeving, bijvoorbeeld met familie, vrienden of collega’s.

Bepaal welke klachten je hebt bij beginnende paniek of angstgevoelens. Stel jezelf bijvoorbeeld de vragen: Wat voel ik bij beginnende paniek of angst? Wat gebeurt er in mijn lichaam?

Geef zo min mogelijk toe aan de angst. En confronteer jezelf juist met de voor jou angstaanjagende situaties. Doe dit in kleine stapjes.

Besef dat de paniek ook weer over gaat.

Wees voorbereid op lichamelijke klachten die je krijgt in de voor jou angstaanjagende situaties. Loop je niet weg voor jouw klachten en ga je de confrontatie aan? Dan merk je dat de onrust, het trillen en zweten na een tijdje weer wegzakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Klachten die veel voorkomen bij een angststoornis zijn:

A

Hoofdpijn

Buikpijn

Problemen met slapen

Geen zin in eten

Problemen met je concentratie

Een bang voorgevoel

Bezorgdheid

Prikkelbaarheid

Nervositeit

Spanning en onrust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Er zijn verschillende angststoornissen te onderscheiden:

Noem er 4 en en leg uit.

A

Sociale-angststoornis: De angst voor normale, natuurlijke contacten met volwassenen en leeftijdsgenoten.

Paniekstoornis: Hierbij treedt onverwacht een zeer heftige angst op, vaak in combinatie met lichamelijke verschijnselen zoals hartkloppingen en beven.

Gegeneraliseerde-angststoornis: Heeft het kind een overdreven angst en bezorgdheid over allerlei dingen, bijvoorbeeld de vrees voor mogelijke ongelukken, vernedering op school of negatieve reacties van vrienden en klasgenoten.

Separatieangststoornis: is het kind bang om Alleen gelaten te worden.

Faalansgt: angst om te falen kan zowel motorisch als sociaal

Enkelvoudige fobie: is een overdreven of onredelijke angst voor een bepaald object bijvoorbeeld spinnen of een bepaalde situatie bijvoorbeeld hoogte.

Schoolangst of schoolweigering: dit kan veroorzaakt worden door sociale angst of depressie het wordt ook wel angst voor niet thuis zijn genoemd.

Selectief mutisme: het stille kind is de bekende aanduiding. Kinderen met selectief mutisme kunnen niet praten op school maar thuis wel.

17
Q

Hechtingsproblematiek/RHS (35% van de Nederlanders):

Hoe ontstaat hechtingsproblematiek? Met hechting bedoelen we de band tussen jou en je ouders of verzorgers.

A
Ontstaan: 
Bij de ouder: 
- Mishandeling of verwaarlozing 
- Opvoedings onzekerheid en inspanning  
- Verslavingsproblematiek 

Bij het kind:

  • Vroeg geborgen
  • Moeilijk temperament
  • Opvallende lichamelijke of verstandelijke beperkingen
  • Autisme
  • Adoptie

In de gezinssamenstelling of leefomstandigheden:

  • Te vroeg en te lang van de ouders gescheiden
  • Veel wisselende opvoeders
  • Armoede

Relatieproblemen tussen ouders

18
Q

Wat zijn de 4 hechtingstsijlen? en leg ze uit.

A

Veilige hechting: hierbij bestaat evenwicht bij het kind tussen nabijheid zoeken met de oude en exploratie het kind voelt zich beschermd en geliefd en heeft bij aanwezigheid van de oude/ verzorger het vertrouwen dat deze snel terugkomt.

Vermijdende hechting: hierbij is minimaal contact tussen de ouder en zijn kind. Het kind vermijd het contact met de ouder, Omdat hij geleerd heeft dat de ouders hem structureel afwijzen kom maar verwaarlozen of niet op hem reageren.

Ambivalente hechting: is maximaal contact tussen de ouder en het kind. Het kind blijven dicht bij zijn ouders kom maar Omdat hij onzeker is over hoe en of de oude reageert.

Gedesorganiseerde/gedesoriënteerde hechting: Dit is een combinatie van een vermijdend en een ambivalente hechting. Bij deze hechtingsstijl voelt een kind zich machteloos In het contact met zijn ouder en heeft hij geleerd dat het contact met zijn ouder onvoorspelbaar is en bij vlagen zeer beangstigend en zelfs gevaarlijk is

19
Q

Gedrag van kinderen met een hechtingsstoornis:

A
  • Druk en chaotisch gedrag.
    Het kind wil zijn behoeften direct bevredigen, kan zich niet goed aan afspraken houden. Merkt dat de wereld geen begrip heeft voor zijn gedrag, maar slaagt er nauwelijks in het gedrag te veranderen.
  • Agressief gedrag.
    Dit kind daagt iedereen voortdurend uit met zijn gedrag. Het is hiermee meer provocerend dan het drukke chaotische kind.

Aangepast gedrag, maar het niet aangepast is (schijnaanpassing).
Dit kind is lief en volgzaam naar anderen. Dit kind wil het iedereen naar de zin maken. Er is echter geen werkelijk diepgaand contact.

-Twee gezichten
Thuis moeilijk te handhaven en op school voorbeeldig. Of andersom.

  • Aanhankelijk gedrag.
    Dit kind gedraagt zich poeslief, het zoekt kleinkinderlijk de lichamelijke aanraking van mensen in de omgeving en is daarin onverzadigbaar.

-Teruggetrokken gedrag.
Dit kind trekt zich terug uit de omgeving en vindt zichzelf waardeloos. Al de energie gaat zitten in het vermijden van contact en terugtrekking in isolement.

-‘Schijnbaar normaal’ gedrag.
Dit kind heeft vaak goede intellectuele mogelijkheden en lost alle problemen verstandelijk op. Sociale aansluiting is soms lastig.

20
Q
  1. Leg zo volledig mogelijk uit wat het verschil tussen ADD en ADHD is. Geef daarbij ook aan waar de afkortingen ADD en ADHD voor staan.
  2. Geef drie voorbeelden van mogelijk gedrag van James waardoor Nino vermoedt dat hij ADD heeft.
A
  1. ADD: attention deficit disorder
    ADHD: attention deficit hyperactivity disorder

Verschil tussen ADD en ADHD is dat je bij ADD rustig oogt en bij ADHD druk bent.

  1. Snel afgeleid, drukke situaties vermijden & moeite met gevoelens uiten.
21
Q

PDD-NOS uitschrijven

A

Ernstige ontwikkelingsstoornis, niet nader omschreven