H12: Gedrags-en ontwikkelingsstoornissen Flashcards
Gedragsproblemen worden in tweeën verdeeld:
Internaliserend:
Externaliserend:
Internaliserend: deze kinderen vallen vaak niet op.
Externaliserend: deze kinderen vallen wel op.
Diagnostiek:
Diagnostiek: testen en onderzoeken.
Om precies te weten wat het kind nodig heeft, blijft diagnostiek belangrijk kom maar zeker Als het vermoeden bestaat dat het kind een stoornis heeft.
ADHD of ADD
- Betekenis afkorting
- Wat is het?
- Kenmerken?
- Aanpak?
- Attention Deficit Hyperactivity Disorder:
- Iemand met ADHD is sneller afgeleid, is drukker en/of doet vaker dingen zonder na te denken. Dit gedrag geeft problemen; thuis, op school of werk en in het omgaan met anderen.
- Niet goed opletten en slordig werken
- moeite met aandacht en snel afgeleid
- druk
- De aanpak bestaat uit:
- bij kinderen: training voor ouders en/of leerkracht
- vanaf 12 jaar soms ook training voor het kind zelf
- bij volwassenen: behandeling door de praktijkondersteuner, een psycholoog of psychotherapeut
soms ook medicijnen
ODD/CD:
- Betekenis afkorting
- Wat is het?
- Oorzaak?
- Kenmerken?
- Aanpak
- Oppostional Defiant Disorder/ Conduct Disorder
- ODD en CD vallen onder de zogenaamde agressieve gedragsstoornissen.
ODD (opstandig gedrag):
- ongehoorzaam
- driftig
- zoeken ruzie en zijn snel gefrustreerd.
CD (normoverschrijdend gedrag)
- pesten
- bedreigen en intimideren en hebben een gebrek aan respect voor anderen.
- Oorzaken:
- Erfelijk bepaald zijn.
- Laag IQ
- Een ontwikkelingsachterstand,
- Taalproblemen
Meer: gebrek aan schuldgevoel, impulsiviteit, aandachtsproblemen, pesten en gepest worden. De opvoeding is ook belangrijk. De kans op problemen neemt toe als de ouders niet consistent zijn, geen duidelijke regels stellen of weinig betrokken zijn. Het gaat dus om een combinatie van aanleg en omgeving.
- Kenmerken
- agressief gedrag tegenover mensen en dieren.
- bedrog of diefstal
- Ernstig overtreden van regels. - Aanpak:
- hang zichtbare regels op in de klas
- regels moeten in positieve bewoording zijn. IK MOET NOOIT BIJ DEZE KINDEREN GEBRUIKEN.
Kenmerken ODD:
Driftig
Verzet zich tegen regels
Weigert zich te voegen naar wat de volwassene vraagt
Maakt vaak ruzie met volwassenen
Ergert anderen met opzet
Geeft de schuld van eigen fouten aan anderen
Is prikkelbaar, ergert zich vaak
Is boos of gepikeerd
Is hatelijk en wraakzuchtig
Kenmerken CD:
Pest, bedreigt, intimideert
Gebruikt wapens en brengt lichamelijk letsel toe
Zet aan tot vechten
Mishandelt mens en dier
Dwingt tot seksueel contact
Steelt of liegt en vernielt met de bedoeling ernstige schade aan te richten
Spijbelt en loopt weg van huis
Aanpak ODD & CD:
Aanpak:
Praat met het kind over wat hem bezig houdt, zijn sport, zijn hobby of huisdier, enz.
Geef véél complimenten. Dat is lastig door het gedrag van deze kinderen. Desnoods geef je een compliment omdat het kind zijn jas netjes ophangt of een stoel van een ander kind vast van tafel haalt: zoek het goede.
Gebruik eventueel een beloningssysteem. Spreek met het kind af wat het leuk vindt om te doen.
Stel reële, duidelijke grenzen en handhaaf die zeer consequent. Stop het kind in zijn ( verkeerde) gedrag.
Stel ook reële eisen. Kinderen met ODD hebben een lage frustratietolerantie. Als iets niet lukt, worden ze sneller boos dan anderen. Zorg dus voor iets wat bijna zeker lukt.
Kijk goed. Probleemsituaties kun je vaak voorspellen. Let op gezichtsuitdrukkingen. Haal het kind weg als er een probleem dreigt te ontstaan.
Aanpak ODD & CD:
Aanpak:
Praat met het kind over wat hem bezig houdt, zijn sport, zijn hobby of huisdier, enz.
Geef véél complimenten. Dat is lastig door het gedrag van deze kinderen. Desnoods geef je een compliment omdat het kind zijn jas netjes ophangt of een stoel van een ander kind vast van tafel haalt: zoek het goede.
Gebruik eventueel een beloningssysteem. Spreek met het kind af wat het leuk vindt om te doen.
Stel reële, duidelijke grenzen en handhaaf die zeer consequent. Stop het kind in zijn ( verkeerde) gedrag.
Stel ook reële eisen. Kinderen met ODD hebben een lage frustratietolerantie. Als iets niet lukt, worden ze sneller boos dan anderen. Zorg dus voor iets wat bijna zeker lukt.
Kijk goed. Probleemsituaties kun je vaak voorspellen. Let op gezichtsuitdrukkingen. Haal het kind weg als er een probleem dreigt te ontstaan.
ASS:
- Betekenis afkorting
- Wat is het?
- Kenmerken
- Autismespectrumstoornis
- ASS is een stoornis in de informatieverwerking in de hersenen.
Kenmerken:
Sociale interactie en verbeelding. Ze zijn bijvoorbeeld erg in zichzelf gekeerd of maken geen oogcontact met anderen; ze kunnen zich moeilijk inleven in andere mensen.
Communicatie en (lichaams)taal. Ze herkennen vaak geen gezichtsuitdrukkingen (boos, blij, verdrietig), hun taalontwikkeling is vaak vertraagd en afwijkend; ze nemen figuurlijke uitspraken letterlijk.
Stereotiepe interesses en gedrag. Ze kunnen bijvoorbeeld helemaal opgaan in een bepaalde activiteit, zodat nergens anders aandacht meer voor is. In hun gedrag zijn vaak herhalende patronen te herkennen.
Kenmerken van autisme zijn:
Heftiger ervaren wat je hoort, ziet, ruikt, proeft en voelt
Moeite met veranderingen
Moeite met omgang van anderen
Ze kunnen moeilijk iets verbeelden en fantasierijk
Noem de 3 vormen van autisme en leg ze uit.
Klassiek autisme: bij klassiek autisme zijn er meer autistische kenmerken aanwezig dan bij andere varianten en gaat de stoornis vaker samen met een veranderlijke beperking en epilepsi.
Asperger: Deze kinderen hebben een normale taalontwikkeling. Kinderen met asperge hebben een normale tot hoge intelligentie. Ze hebben alleen last met vriendjes maken en worden vaak gepest.
PDD-NOS: deze term werd gebruikt voor kinderen met autisme die niet voldoen aan de criteria voor de autistische stoornis of de stoornis van asperger.
Aanpak autisme:
U kunt zo nodig hulp krijgen van de huisarts, praktijkondersteuner of bijvoorbeeld een psycholoog.
Leren omgaan met veranderingen en stress kan helpen.
Ook contact met andere mensen met autisme kan prettig zijn.
Kunt u leren hoe u uw kind het beste kunt helpen, bijvoorbeeld bij veranderingen.
Kan uw kind leren om makkelijker contact met anderen te maken (in een training of met behandeling door een jeugdpsycholoog).
Angsstoornis:
Angststoornis:
Bijna 20% van de Nederlanders krijgt in het leven een angststoornis. Vrouwen hebben vaker een angststoornis dan mannen. Het gaat om serieuze klachten, die je kwaliteit van leven ernstig aantasten.
Wanneer je regelmatig last hebt van verschillende kenmerken van een angststoornis, die voor problemen in je dagelijks leven of op je werk zorgen, kan er sprake zijn van een angststoornis. De diagnose wordt gesteld door een daarvoor bevoegd behandelaar, zoals een gz-psycholoog of psychiater.
Aanpak angststoornis:
Probeer een goed beeld te krijgen van je angst. En bepaal wat voor invloed deze angst op jouw leven heeft. Stel jezelf bijvoorbeeld de vragen: Waar ben ik bang voor? Wat betekent deze angst voor mijn leven?
Praat over je angsten met mensen in jouw omgeving, bijvoorbeeld met familie, vrienden of collega’s.
Bepaal welke klachten je hebt bij beginnende paniek of angstgevoelens. Stel jezelf bijvoorbeeld de vragen: Wat voel ik bij beginnende paniek of angst? Wat gebeurt er in mijn lichaam?
Geef zo min mogelijk toe aan de angst. En confronteer jezelf juist met de voor jou angstaanjagende situaties. Doe dit in kleine stapjes.
Besef dat de paniek ook weer over gaat.
Wees voorbereid op lichamelijke klachten die je krijgt in de voor jou angstaanjagende situaties. Loop je niet weg voor jouw klachten en ga je de confrontatie aan? Dan merk je dat de onrust, het trillen en zweten na een tijdje weer wegzakken.
Klachten die veel voorkomen bij een angststoornis zijn:
Hoofdpijn
Buikpijn
Problemen met slapen
Geen zin in eten
Problemen met je concentratie
Een bang voorgevoel
Bezorgdheid
Prikkelbaarheid
Nervositeit
Spanning en onrust