H1: Inleiding Pedagogiek Flashcards

1
Q

Geef een korte beschrijving van de termen pedagogiek, orthopedagogiek en ontwikkelingspsychologie.

A

Pedagogiek (Paidagoogia) = Kinderleiding. Pedagogiek bestudeert de rol van opvoeding door ouders/verzorgers en opvoeders op de ontwikkeling van kinderen van 0-23 jaar. Pedagogiek wordt ook wel opvoedkunde of onderwijsleer genoemd.

Orthopedagogiek = De wetenschap die kinderen begeleiden met een ontwikkelingsproblemen. Een orthopedagoog begeleidt kinderen met ontwikkelingsproblemen, gedragsproblemen of problemen op school.

Ontwikkelingspsychologie = De wetenschap die de psychologie veranderingen van de mens per levensfase bestudeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem alle ontwikkelingsfasen van 0-23 jaar.

A

Ontwikkelingsfasen 0-23 jaar

Prenataal: -9-0 maanden

Baby: 0-18 maanden

Dreumes: 18-30 maanden

Peuter: 30-48 maanden

Kleuter: 4-6 jaar

Schoolkind: 6-12 jaar

Puber: 12-15 jaar

Adolescent: 15-18 jaar

Jong volwassene: 18-23 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Er zijn verschillende biologische, psychische en sociale aspecten die invloed hebben op de ontwikkeling. Geef per aspect twee voorbeelden.

A

Biologische:
Aanleg, erfelijkheid, aangeboren talenten, lichamelijke ziekten, voeding, algehele coniditie, stress bij de moeder tijdens zwangerschap

Psychische:
Persoonlijkheid, gedachten, overtuigingen, gevoelens, perfectionisme, onzekerheid, behoefte bevestiging van buitenaf.

Sociale:
Vaardigheden, samenwerken, inlevingsvermogen, functioneren, emotionele verwaarlozing, eenzaamheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit wat het begrip hechting inhoudt?

A

Onder hechting verstaan we de emotionele, affectieve en duurzame band tussen ouder en kind. Voor een kind betekent dit dat hij troost en nabijheid vindt bij zijn ouder, vooral als hij bang, gespannen of verdrietig is

Hechting is belangrijk zodat het kind veilig gehecht is. De basis hiervoor wordt al vroeg gelegd, namelijk In het eerste levensjaar. Vanaf het moment dat de kind geboren wordt zoekt hij bescherming bij zijn ouders.

Veilige hechting: een kind dat het gevoel heeft dat er op zijn signalen gereageerd wordt.

Onveilige hechting: voelt het kind zich niet gehoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke grondleggers van de ontwikkelingspsychologie zijn bekend geworden met hun theorieën over hechting?

A
  1. John Bowlby

2. Mary Ainsworth

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de 4 hechtingsstijlen van Ainsworth:

A
  1. Veilig hechting
  2. Vermijdende hechting
  3. Ambivalente hechting
  4. Gedesorganiseerde hechting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg de 4 hechtingsstijlen uit.

A
  1. Veilig hechting
    Het kind voelt zich beschermd en geliefd en heeft bij aanwezigheid van de ouder het vertrouwen dat deze snel terugkomt.
  2. Vermijdende hechting
    In deze hechtingstijl is er minimaal contact tussen het ouder en zijn kind het kind vermijd het contact met de ouder, omdat hij geleerd heeft dat de ouder hem structureel afwijst, verwaarloost of niet reageert.
  3. Ambivalente hechting
    Maximaal contact tussen de ouder en het kind. Het kind blijft dichtbij zijn ouder, omdat hij onzeker is over hoe en of de ouder reageert. De ouder stemt zijn gedrag vaak niet of op zijn kinderen maar op zijn eigen behoeften.
  4. Gedesorganiseerde hechting
    Dit is een combinatie van een vermijdende en een ambivalente hechting. Bij deze hechtingsstijl voelt een kind zich machteloos in het contact met zijn ouder en heeft geleerd dat het contact met zijn ouder onvoorspelbaar is en bij vlagen zeer beangstigend en zelfs gevaarlijk is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kenmerken van gedesorganiseerde hechting:

A
  • combinatie van vermijdende en ambivitale hechting.
  • voelt een kind zich machteloos in contact met zijn ouders.
  • kind leert dat contact met ouders onvoorspelbaar is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken van veilige hechting:

A
  • kind voelt zich beschermd en geliefd

- kind heeft het vertouwen dat de ouder terugkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenmerken vermijden hechting:

A
  • kind word structueel afgewezen
  • kind heeft weinig contact met ouder
  • verwaarloost
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kenmerken ambivitale hechting:

A
  • maximaal contact tussen ouders en kind

- kind blijft dichtbij ouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ontwikkelingsbegieden:

A
Lichamelijk 
Motorisch
Cognitief
Seksueel
Sociaal-emotioneel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly