Ontwikkelen En Leren Flashcards

1
Q

In de pedagogiek van jonge kinderen wordt van het holisme uitgegaan. Leg uit wat holisme inhoudt.

A

Jongekinderen hebben een aangeboren drang tot leren en ontdekken. Ze zijn nieuwsgierig en hebben een enorm doorzettingsvermogen. Ze vallen en staan weer op. Ze blijven proberen tot ze iets kunnen of snappen. Jonge kinderen gaan dan volledig op in waar ze mee bezig zijn. Ze gooien zich er helemaal in. Hun hele lijfje doet mee. Als ze blij zijn, lacht hun hele lijf. Als ze nieuwsgierig zijn, vergeten ze alles om zich heen. Als ze iets ontdekt hebben, willen ze het delen met de pedagogisch medewerkers of met andere kinderen. Vanwege deze totale betrokkenheid wordt in de pedagogiek van jonge kinderen uitgegaan van het holisme, een totale betrokkenheid. Kinderen leren met hun handen, hoofd en hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Jonge kinderen denken op een andere manier dan oudere kinderen en volwassenen. Leg uit wat dit verschil in denken is.

A

Kinderen denken door te doen en door met hun zintuigen waar te nemen wat er gebeurt. Oudere kinderen en volwassenen denken vaak in hun hoofd. Bijvoorbeeld, als een volwassene ergensmee zit, gaat die malen. Steeds dezelfde gedachten gaan door het hoofd. Als een peuter ergensmee zit, gaat hij of zij er handelend over denken en gaat in een fantasiespel steeds dezelfde gebeurtenis uitspelen. Zoals steeds doktertje spelen na een ziekenhuisopname of een inenting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit waarom spel zo belangrijk is bij het oefenen en leren van vaardigheden.

A

Door te spelen oefenen kinderen alle sociale, emotionele, cognitieve, morele en communicatieve vaardigheden die ze nodig hebben. Het spel geeft hun de natuurlijke motivatie om niet boos en ongelukkig te worden tijdens de lange weg van oefenen, oefenen en klein en afhankelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noteer vier spelvormen die veel voorkomen bij jonge kinderen. Geef bij iedere spelvorm ook een voorbeeld.

A

Bewegingsspel.

  • Het trappelen van de baby, slaan met hun handjes, het kruipen, vallen, opstaan en lopen.
  • De dreumesen houden van springen,hard lopenen rollend klimmen over de rug van een bank.
  • De peuters glijden, fietsen, klimmen en schommelen.

Fantasiespel of rollenspel.
Rond hun tweede jaar gaan kinderen doen alsof.
- Ze houden hun doekje tegen hun gezicht en doen alsof ze slapen.
-Ze voeren de pop.
-Ze racen met auto’s.
- Ze spelen in het keukentje, winkeltje of de huishoek.

Speel-leerspelletjes.

  • Dit zijn de puzzels
  • insteekvormen
  • legosteentjes
  • boekjes.
  • spelvormen waarbij de fijne motoriek en gevoel voor kleuren, vormen en voorstellingen wordt geoefend.

Exploratief en constructiespel.

  • Dit is het spelend uitproberen van zand, water, plantjes, planken en takken, blokken en kartonnen dozen.
  • Vanaf hun derde jaar gaan kinderen steeds meer bouwen met materialen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit wat snapkijken inhoudt.

A

Intens kijken om te begrijpen wat er gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg uit wat vraagkijken inhoudt.

A

Jonge kinderen kijken vaak naar de pedagogisch medewerker om van haar gezicht af te lezen wat ze vindt. Dit vraagkijken is een belangrijke manier om van de pedagogisch medewerker te leren over de omgeving (veilig − onveilig) en over zichzelf (fout − goed). Het kind kan zo op afstand contact houden met de pedagogisch medewerker en zich veilig voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kinderen leren van elkaar andere dingen dan van volwassenen. Kinderen jonger dan vier jaar hebben bovenal een volwassene nodig. Leg uit waarom dat is.

A

Een volwassen biedt het kind lichamelijke en emotionele veiligheid en is een bron van troost, plezier en kennis. Jonge kinderen stimuleren elkaar, maar missen de kennis van de volwassene om het spel op een hoger niveau te brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg aan de hand van een voorbeeld uit wat ‘aanspreken binnen de zone van naaste ontwikkeling’ inhoudt.

A

Kinderen van 24 maanden snappen wat opruimen is. Met hulp van de pedagogisch medewerkers kunnen ze helpen bij het opruimen. Maar de pedagogisch medewerkers blijven het leeuwendeel doen. Opruimen is op deze leeftijd binnen hun zone van naaste ontwikkeling gekomen.

Aanspreken binnen de zone van naaste ontwikkeling betekent dat pedagogisch medewerkers kinderen aanspreken op gedrag dat ze niet alleen kunnen, maar met hulp wel. Op deze manier trekken de pedagogisch medewerkers de kinderen naar een hoger niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is het voor een pedagogisch medewerker belangrijk om te zorgen voor een goede balans tussen herhaling aan de ene kant en nieuwe impulsen aan de andere kant?

A

Kinderen houden van herhalen. Steeds hetzelfde springspelletje, steeds dezelfde verhalen. Zo oefenen ze en zo raken vaardigheden ingeslepen en automatisch. Maar voor oefenen en ontdekken, zijn kleine variaties ook belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Pedagogisch medewerkers moeten oog hebben voor de uniciteit van elk kind. Leg uit wat hiermee bedoeld wordt.

A

Uniciteit wil zeggen ‘eigenheid’. Een pedagogisch medewerker moet respect hebben voor de diversiteit in talenten, karakter, temperament, voorkeuren, ontwikkelingsniveau en culturele achtergronden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit wat wordt bedoeld met ‘ieder kind heeft een sleuteltje’.

A

Ieder kind wordt op zijn of haar manier uitgedaagd. Dat is niet altijd gemakkelijk. Het hoort bij het opvoeden dat pedagogisch medewerkers een kind soms niet begrijpen of niet weten waar het op dat momenthet meeste behoefteaan heeft. In zo’n situatie is het belangrijk om deze ervaring te bespreken met anderen. Misschien hebben collega’s wel toegang tot het kind en kunnen ze tips geven. Wellicht kunnen de ouders uitleg en advies geven op grond van hun ervaringen thuis. Uitgangspunt is pedagogisch optimisme: ieder kind heeft een sleuteltje. De kunst is om die sleutel tot contact te vinden. Met geduld, creativiteit, wat geluk en goede contacten met collega’s en ouders komen pedagogisch medewerkers ver.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zodra kinderen naar school gaan, krijgt hun dag een verdeling in ‘schooltijd’ en ‘vrije tijd’. Waar staat vrije tijd voor? Noteer vijf dingen.

A
  • zelf kiezen
  • initiatief nemen
  • eigen interesses volgen
  • geen bemoeienis van volwassenen en je mogen vervelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verveling kan een belangrijke pedagogische waarde hebben. Leg uit waarom dat is.

A

Verveling kan dienen als overbrugging naar een nieuwe activiteit en een rustperiode waarin een kind verwerkt waar hij mee bezig was en nadenkt over het volgende. Als het lukt om zelf initiatief te nemen om eruit te komen door iets leuks of interessants te bedenken om te gaan doen, is dat een goede en leerzame ervaring voor het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Er zijn verschillende soorten spel.
Wat is de kern van exploratief spel?
Wat is de kern van constructiespel?

A

Ontdekken.

Bouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekent spelen voor kinderen? Noteer zes aspecten.

A

Plezier

Verwerken

Bewegen

sociale relaties

ontwikkeling

creatief zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit waarom samenspel belangrijk is voor de ontwikkeling van kinderen.

A

Samenspel bevordert het empathisch vermogen (inlevingsvermogen): kinderen leren de wereld vanuit de ogen van een ander te bekijken en na te denken over de regels voor sociaal gedrag (bijvoorbeeld ‘om de beurt’), omgaan met winnen en verliezen en verantwoordelijkheid nemen.

17
Q

Leg aan de hand van een voorbeeld uit hoe spelen bijdraagt aan de cognitieve ontwikkeling van een kind.

A

Bij bouwen of puzzelen ontwikkelen kinderen ruimtelijk inzicht: wat past wel, wat past niet? Wat blijft staan, wat valt om?

18
Q

Leg uit wat het verschil is tussen vrij spel en georganiseerd spel.

A

Bij vrij spel bepalen de kinderen de inhoud en het verloop van het spel. Hier kunnen zij volledig zichzelf zijn. Georganiseerd spel is een door (een) volwassene(n) geleide activiteit.

19
Q

Een goede balans tussen sturen en afzijdigheid is belangrijk. Leg uit waarom dat is.

A

Beide zijn even belangrijk voor kinderen. Kinderen hebben enerzijds vrijheid nodig om eigen initiatieven te nemen, maar aan de andere kant kunnen zij ook sterk profiteren van de ideeën en sturing van volwassenen.

20
Q

Kinderen hebben een intrinsieke motivatie om iets nieuws onder de knie te krijgen. Leg uit wat intrinsieke motivatie in dit geval inhoudt.

A

Kinderen zijn vanuit zichzelf gemotiveerd om nieuwe dingen te leren. Dit is niet afhankelijk van aansporing of beloning vanuit de omgeving.

21
Q

Ontwikkelingspsycholoog Vygotsky maakt onderscheid tussen het actuele ontwikkelingsniveau en de zone van de naaste ontwikkeling. Leg het verschil tussen beide uit.

A

Het actuele ontwikkelingsniveau: datgene wat een kind zelfstandig kan bereiken.

De zone van de naaste ontwikkeling: datgene wat een kind kan bereiken als hij hulp krijgt van een volwassene (of een kind dat al verder is in zijn ontwikkeling).

22
Q

De kern van de ontwikkeling van kinderen tussen 4 en 13 jaar is dat zij steeds autonomer worden. Leg uit wat autonoom betekent.

A

Autonoom wil zeggen zelfstandig.

23
Q

In de prepuberteit worden kinderen soms motorisch wat onhandiger. Leg uit waar dit door wordt veroorzaakt.

A

Vanaf het 9de jaar begint de prepuberteit, die begint met een groeispurt, meestal bij meisjes wat eerder dan bij jongens. Daarna volgt de lichamelijke ontwikkeling tot vrouw of man. De snelle groei en de veranderingen in het lichaam maken dat kinderen in deze fase soms motorisch weer wat onhandiger worden. Ze lopen slungelig, stoten dingen om en kennen hun eigen krachten niet goed. Het duurt even voor alles weer in de juiste balans komt.

24
Q

Rond welke leeftijd worden de bewegingen verfijnder en neemt het coördinatievermogen toe?

A

Rond het 5de jaar.

25
Q

In welke ontwikkelingsfase wordt doorgaans het verschil duidelijk tussen motorisch vaardige en minder vaardige kinderen?

A

In de fase van 10-12 jaar.

26
Q

Vanaf welke leeftijd weten kinderen of zij een jongen of meisje zijn?

A

Vanaf 3 jaar.

27
Q

Vanaf welke leeftijd komt het besef dat meisjes later vrouwen worden en jongens mannen?

A

Rond 6-7 jaar.

28
Q

Welke rol heeft een opvoeder in de fase 6-10 jaar op het gebied van seksuele ontwikkeling van het kind?

A

Uitleg en informatie geven. Niet alleen over de technische kanten van de seksuele ontwikkeling. Ook leren praten en denken over gevoelens die erbij horen maakt deel uit van seksuele opvoeding.

29
Q

In welke fase maken kinderen een grote sprong in hun cognitieve ontwikkeling en gaan zij meer openstaan voor anderen?

A

Rond 6-7 jaar.

30
Q

Leg uit wat magisch denken inhoudt.

A

Naast het toekennen van menselijke eigenschappen aan voorwerpen (welterusten beer, stoute fiets) kan een kind denken dat er dingen gebeuren omdat het het zelf wenst. Dit kan voor een kind ook beangstigend zijn.

31
Q

Vanaf welke leeftijd kunnen kinderen logische verbanden leggen, bijvoorbeeld dat een mus een vogel is en dat dieren levende wezens zijn?

A

Vanaf ongeveer 7 jaar.

32
Q

Leg uit wat empathie inhoudt.

A

Het vermogen om je in een ander in te leven.

33
Q

In welke ontwikkelingsfase neemt het empathisch vermogen van een kind flink toe?

A

Tussen 4-7 jaar.

34
Q

Tussen 6 en 12 jaar is het bij de groep willen horen en ‘erbij’ willen horen belangrijk voor kinderen. Waar moet een pedagogisch medewerker alert op zijn in deze fase?

A

Buitensluiting

Negeren

Afwijzen

onderdrukking macht en pestgedrag in de groep.

35
Q

Een puber beschikt over volwassen emoties maar de impulscontrole is gebrekkig, waardoor ze vaak in de problemen komen. Hoe komt dit en hoe kunt u hier als pedagogisch medewerker goed mee omgaan?

A

Dit komt door een onvolgroeide frontaalkwab, het deel van de hersenen dat zorgt voor ‘eerst denken dan doen’. Het is belangrijk om duidelijke regels en grenzen te stellen, zodat ze zich tegen de directe verleidingen kunnen verzetten.