Geneeskunde 2B1 HC week 4 - 23/02 Flashcards

1
Q

Welke infecties kunnen voorkomen in het brein (CZS-infectie)?

A
  • Meningitis (hersenvliesontsteking/nekkramp): infectie van hersenvlies, meestal bacterieel en soms viraal, kan levensbedreigend zijn
  • Meningo-encefalitis (encefalitis/encefalomyelitis): infectie van hersenen (hersenparenchym), meestal viraal of door auto-immuunreacties, vaak bijkomende neurologische symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de epidemiologie van meningitis?

A
  • In West-Europa ong. 2 op 100.000
  • In Afrika (meningitis-belt): 1000 per 100.000
  • Nederland 300-400 casussen per jaar

–> sterke afname afgelopen decennia door vaccinaties, vooral kinderen <1 jaar at risk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe is de pathogenese van meningitis?

A

Vaak ziek door dragerschap van pathogene bacteriën in de nasopharynx (hier kan het geen kwaad)
- kan via de bloedbaan
- kan direct via het KNO gebied naar de hersenen toe verspreiden (directe doorbraak)

4 belangrijke processen:
- kolonisatie: voorkomen door IgA-antistoffen en trilharen op epitheel
- invasie: van bacteriën in de bloedbaan
- overleven: van bacteriën in de bloedbaan, voorkomen door activatie complementsysteem
- invasie in CZS: voorkomen door bestaan van bloed-hersenbarrière (bulbus olfactorius is een kwetsbare plek)
–> inflammatie en neurologische schade is afhankelijk van bacterie en gastheer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de bacteriële verwekkers van meningitis?

A

Soort ziekteverwekker verschilt per leeftijdscategorie, neonaten krijgen het vooral mee van de moeder (vooral groep B streptokokken, E. coli en Listeria monocytogenes), ben je >1 maand dan vooral N. meningitidis en S. pneumonia en H. influenzae type B
- S. pneumonia: >90 serotypen, 50% van de gevallen
- N. meningitidis: A (vooral in Afrika), B (geen vaccinatie, neemt wel af), C (nu vaccinatie, komt bijna niet meer voor), W135 (nu vaccinatie, piek neemt af), Y, 13 serotypen
- Overige soorten: H. influenzae type B, S. suis, S. aureus, Listeria monocytogenes, E. coli
- Zelden: tuberculose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de klinische presentatie van meningitis?

A
  • acuut begin
  • vaak koorts
  • hoofdpijn –> lastig aan te geven voor kinderen
  • lichtschuwheid
  • geïrriteerd
  • lethargisch/somnolent (suffig/slaperig)
  • nekstijfheid (niet bij neonaten)
  • convulsies
  • volle fontanel (gevoeld bij kinderen <6 maanden)
  • focale neurologie (arm/been wat niet goed meebeweegt, afzakkende mondhoek)
  • (semi-)comateus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk aanvullend onderzoek zet je in bij een verdenking op meningitis?

A
  • Bloedonderzoek: CRP (kan normaal zijn bij acute infectie <12 uur), procalcitonine, bloedkweek
  • Beeldvormend onderzoek: uitsluiten tumor of oedeem, voor lumbaalpunctie bij focale neurologische uitval, insulten, papiloedeem, EMV<10 of ernstige immunodeficiëntie (kan zorgen voor inklemming bij verhoogde hersendruk of bloeding)
  • Liquoronderzoek: macroscopisch aspect (normaal wit en helder), microscopisch aspect (polymorfe en mononucleaire cellen normaal, vooral neutrofiele granulocyten (>1000 x10^6/L) is abnormaal), eiwit (normaal 0,15-0,4, >0,5-6 g/L is abnormaal), glucose (2,2-3,3 normaal, <2 mmol/L of liquor/bloed ratio <50% is abnormaal)), (gram kleuring is niet sensitief, wel specifiek)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de therapie van bacteriële meningitis?

A
  • ABCDE in de gaten houden
  • z.s.m. antibiotica geven (geen vertraging door diagnostiek, empirische behandeling (o.b.v. wat de meest waarschijnlijke verwekker is))
  • dexamethason starten (corticosteroïden) voor 1e antibiotica gift en 4 dagen aanhouden; significante afname gehoorverlies en neurologische restverschijnselen (geen voordelen in laag-inkomen landen, geen effect op mortaliteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de prognose van bacteriële meningitis?

A

Mortaliteit is 15%
–> snelle herkenning/behandeling heeft hier weinig effect op

Morbiditeit: complicaties kunnen ernstig zijn
- korte termijn: cerebraal oedeem, subdurale effusie, subduraal empyeem, hersenabces, ventriculitis, hydrocephalus, SIADH (syndrome of inappropriate ADH secretie)
- lange termijn: achterstand motorische ontwikkeling, leerproblemen, gedragsproblemen, gehoorverlies (binnen enkele weken bacteriële inflammatie van het labyrint –> ossificatie –> gehoorverlies –> cochleair implantaat om schade te beperken), visus stoornissen, epilepsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de epidemiologie van encefalitis?

A

Epidemiologie verandert door ontwikkelingen door vaccinaties en arbo virussen (virussen via geleedpotigen), incidentie is 12,6 per 100.000 (meer dan meningitis)
- vaker bij kinderen
- 40-50% infectieus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe is de pathogenese van encefalitis?

A

3 typen beschadigingen:
1. Direct effect van micro-organisme: organisme maakt het brein kapot waardoor schade (necrose) ontstaat aan gliacellen, schwanncellen en neurale cellen
2. Immunologische effecten: kruisreactieve antistoffen veroorzaken perivasculitis (ontstekingsinfiltraat rond bloedvaatjes), (tijdelijke) functiestoornis, gebrek aan nutriënten en polarisatie stoornissen
3. Gemengd type

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de virale verwekkers van encefalitis?

A
  • Aerogene inoculatie: enterovirus (grootste), parechovirus, influenza, mazelen
  • Direct contact: herpes simplex, bof, rabiës, varicella
  • Athropod borne (arbovirus, door reizen): flavivirussen (Japanse encefalitis of West Nile), alfa virussen (Dengue of Chikungunya)
  • Tekenbeet: tick-borne encephalitis (TBE)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe is de klinische presentatie van encefalitis?

A

Lijkt heel erg op meningitis: wel bij encefalitis meer neurologische uitval/prikkeling en een verlaagd bewustzijn, algemeen:
- (sub)acuut begin
- koorts (hoeft niet perse)
- hoofdpijn
- nekstijfheid
- sufheid
- psychiatrische symptomen

Belangrijk voor anamnese: recente ziekte, ziekten in omgeving, reizen, contact met dieren, vaccinatiestatus, immuunstoornis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk aanvullend onderzoek zet je in bij een verdenking op encefalitis?

A
  • bloedonderzoek: CRP, volledig bloedbeeld (leukocyten, trombocyten), bloedkweek (gram preparaat en bloedkweek), glucose, serologisch onderzoek (antistoffen tegen specifieke virussen)
  • beeldvorming: CT-/MRI-scan (aantonen inflammatie hersenparenchym en uitsluiten andere oorzaken), EEG (functieonderzoek)
  • liquoronderzoek: macroscopisch aspect (helder of troebel), microscopisch effect (milde verhoging <1000 x10^6/L overwegend mononucleaire cellen), eiwit (normaal of licht verhoogd), glucose (normaal), PCR (virusdiagnostiek), auto-immuun (IgG, oligoclonale banden)
    –> Met een PCR van het liquor test je altijd ook herpes (HSV1 en 2) en je test parechovirussen en enterovirussen, als dit onderzoek niet mogelijk is doe je het van de feces/keel op enterovirussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe is de therapie van encefalitis?

A
  • ABCDE in de gaten houden

Bij veel verwekkers geen specifieke therapie:
- bij Herpes en Varicella: aciclovir i.v. in afwachting van PCR en kweken
- geen dexamethason
- start antibiotica (hoewel het wss. niet bacterieel is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe is de prognose van encefalities?

A

Overal 5-15% en 10-15% bij Herpes en 20-30% bij Japanse encefalitis
- bij overleving kans op late complicaties: verstoord gedrag, stoornissen op gebied van; spraak, taal, motoriek, concentratie of geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een auto-immuun encefalitis?

A

Kan ontstaan als postvirale complicaties waarbij lichaam auto-antistoffen tegen neurale antigenen maakt
- bijv. bij Herpes of oncologie
- symptomen: stoornissen in gedrag en beweging, convulsies, bewustzijnsveranderingen, cognitieve achteruitgang
- liqour is aspecifiek (evt. licht verhoogde eiwitten), beeldvorming kan diagnose geven
- behandeling gericht op auto-immuunreactie (bijv. prednison)
- prognose goed bij snelle diagnose

17
Q

Wat is er preventief te doen om meningitis en encefalitis te voorkomen?

A

Vaccinatie speelt een belangrijke rol, verder ook verspreiding tegengaan door bijv. beschermende kleding

Vaccinaties in vaccinatieprogramma
- Bacterieel: pneumokokken, Hib (Haemophilus influenzae type B), meningokokken A, C, Y en W135 (dus niet B)
- Viraal: bof, mazelen, alleen bij de GGD; Japanse encefalitis en TBE (teken-encefalitis)

18
Q

Hoeveel kinderen gaan dood aan de volgende ziektes ook al zijn er vaccinaties voor:
- pneumococcen
- rotavirus
- H. influenzae b (Hib)
- Pertussis (kinkhoest)
- Mazelen
- Tetanus (neonataal) ?

A

Per 5 jaar:
- pneumococcen: 476.000
- rotavirus: 453.000
- H. influenzae b (Hib): 199.000
- Pertussis (kinkhoest): 195.000
- Mazelen: 118.000
- Tetanus (neonataal): 59.000
–> 1,5 miljoen stergevallen aan ziekten waarvoor vaccins beschikbaar zijn
–> bijna 17% van alle sterfte van kinderen < 5 jaar is te voorkomen d.m.v. vaccinaties

19
Q

Welke 2 soorten van preventie zijn er?

A
  • primaire preventie (pre-expositie): infectieziekte wordt geheel voorkomen, bijv. rijksvaccinatieprogramma (RVP) voor kinderen en vaccins voor risicogroepen (ouderen, reizigers, militairen)
  • secundaire preventie (post-expositie): besmetting heeft al plaatsgevonden maar verdere ziekte wordt voorkomen of ziekteverschijnselen worden verlicht, bijv. tetanus, rabiës, hepatitis B, varicella

Vaccinatie kan zorgen voor preventie van infecties, ziekten (ernstige ziekten en complicaties) en dragerschap/circulatie –> zorgt voor individuele bescherming of groepsimmuniteit (gaat op als degenen die niet gevaccineerd zijn diffuus verspreid zijn over de groep)

20
Q

Wat betekenen de volgende begrippen:
- doel van vaccinatie
- vaccin
- immunogeniciteit
- effectiviteit
- reactogeniciteit
- groepsimmuniteit ?

A
  • doel van vaccinatie: bescherming tegen (complicaties van) ziekte (levenslang, compleet en veilig)
  • vaccin: dode/levende verzwakte pathogenen, delen van gezuiverde antigenen of mRNA
  • immunogeniciteit: mate van immuunreactie of seroconversie
  • effectiviteit: mate van bescherming
  • reactogeniciteit: mate van ongewenste bijwerkingen
  • groepsimmuniteit: bescherming van vatbare individuen door een omliggende groep van personen die immuun is
21
Q

Wat zijn de verschillen tussen actieve en passieve immunisatie en hoe kun je hier natuurlijk of geïnduceerd voor zorgen?

A

Zie tabel!

22
Q

Hoe verloopt het proces van het ontwikkelen van een vaccin en hoe lang duurt dit?

A
  1. Prototype ontwerp/ontdekking: 5 jaar
  2. Preklinische ontwikkeling: 2-10 jaar, testen op proefdieren en kleine groepen vrijwilligers
  3. Klinische ontwikkeling: 5-15 jaar, humane onderzoeken naar veiligheid en effectiviteit
  4. Registratie en marketing (post-marketing surveillance): dossier wordt door autoriteiten beoordeeld en humaan onderzoek naar veiligheid en effectiviteit wordt voortgezet
23
Q

Welke verschillende vaccin typen zijn er?

A

Zie tabel! (hoef je niet helemaal uit je hoofd te kennen)
- het kunnen levende of dode micro-organismen zijn
- mensen die immuungecompromitteerd zijn mogen geen levende micro-organismen krijgen
- onderverdeling in klassiek viraal, klassiek bacterieel, component of novel

Er zijn ook tegenwoordig nieuwe soorten:
- RNA-vaccin: mRNA zit opgelost in vet- of lipidenoplossing, dringt binnen in cellen waarna RNA wordt afgeschreven –> sterke B- en T-cel respons waardoor bij volgend contact het eiwit sneller herkend wordt
- Virale vector vaccin: genetisch materiaal wordt in een onschadelijke vector geplaatst, wat zorgt voor een immuunrespons
- Subunit vaccin/split-vaccin: virus wordt in stukken geknipt waardoor het inactief is maar wel een immuunrespons opwekt (bijv. griepvaccin)

24
Q

Waaruit bestaat het rijksvaccinatieprogramma (RVP)?

A

Bestaat sinds 1957 en de volgende gratis vaccins zijn hierin opgenomen:
- Difterie, kinkhoest, tetanus, polio: DKTP, DTP
- H. influenzae type B ziekten: Hib
- Bof, mazelen, rubella (rode hond): BMR
- Humaan papilloma virus: HPV
- Pneumococcen: Pneu
–> normaal 90% vaccinatiegraad nodig om grotendeels de ziekte te voorkomen, bij mazelen 95%

Er zijn ook vaccinaties buiten het RVP, deze zijn voor eigen rekening (eerste 4 voor kinderen, andere voor volwassenen):
- Meningokokken groep A, C, W en Y: MenACWY
- Meningokokken groep B
- Rotavirus vaccinatie
- Waterpokken vaccinatie
- Hepatitis A: HepA
- Hepatitis B: HepB
- Gordelroosvaccinatie
- Griepvaccinatie (voor mensen jonger dan 60)
- Kinkhoest voor volwassenen
- Pneumococcen: Pneu

25
Q

Welke technieken qua antigeenpresentatie bij vaccins zijn er op dit moment in ontwikkeling?

A
  • adjuvantia: hulpstoffen worden toegevoegd om immuunreactie te stimuleren, vaak vormen ze problemen i.p.v. het micro-organisme zelf
  • levende antigeenpresentatie
  • mucosale presentatie in de darm
  • mucosale presentatie nasaal: via een spuit
  • dermale presentatie: bijv. pleister op de huid (minder effectief)
    –> het doel is om het goedkoper en minder pijnlijk te maken
26
Q

Op welke vlakken is er weerstand tegen vaccinatie?

A
  • Ziekte: ziekte bestaat niet meer, ernst wordt overdreven, goede behandeling beschikbaar, nuttige bijdrage aan ontwikkeling van het kind
  • Vaccinatie: effectiviteit overschat, veroorzaken ziektes, onnatuurlijk, immuunsysteem is overbelast door gecombineerde vaccinaties, niet toegestaan (religieus)
  • Geloofsovertuiging: natuur gebaseerd (homeopathie, antroposofie), religieus (bevindelijk gereformeerden), anti-alles, semiwetenschappelijk, bang, ‘kritische groep’
27
Q

Wat is een hepatocellulair carcinoom (HCC) en wat zijn de klachten ervan?

A

Primaire leverkanker (8e meest voorkomende vorm wereldwijd) en wereldwijd elk jaar 1 miljoen diagnoses en doden (door HCC en leverfalen), hoge HBV vaccinatiegraad in landen waar het veel voorkomt (hoog in Azië, wat laag nog in Afrika)

Klachten: afhankelijk van de plaats, grootte en aantal tumoren
- opgezette lever en (vage) buikpijn
- misselijkheid en braken
- verminderde eetlust
- onverklaarbaar gewichtsverlies
- algehele zwakte en vermoeidheid
- jeuk en geelzucht

28
Q

Hoe is de diagnose en behandeling van een hepatocellulair carcinoom (HCC)?

A

Diagnostiek: bloedonderzoek (leverfunctie en tumormarkers), beeldvorming (echo, CT en MRI) en een leverbiopt

Behandeling: afhankelijk van tumorgrootte en kwaliteit van leverfunctie
- partiële leverresectie (curatief)
- radiofrequente thermoablatie (RFA) (curatief, d.m.v. verhitting)
- transarteriële chemo-embolisatie (TACE) (onderbreken bloedvoorziening naar tumor)
- selectieve inwendige radiotherapie (SIRT)
- levertransplantatie (curatief)

29
Q

Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor HCC?

A

Levercirrose en virale hepatitis (B en C, heeft effect op ontstaan van levercirrose)
- Acute hepatitis: leverontsteking door een virale infectie, 5 verschillende soorten (A t/m E) met andere eigenschappen, 3 mogelijke uitkomsten; klaring door immuunsysteem (genezing), sterfte (acuut leverfalen) of overgang naar chronische hepatitis
- Chronische hepatitis: variatie tussen geen ernstige ziekte, fibrose, cirrose, leverkanker en sterfte waarbij alle processen in elkaar kunnen overlopen

30
Q

Wat zijn de grootste verschillen tussen Hepatitis B en Hepatitis C?

A

Zie tabel!
- Hepatitis B het vaakste van moeder op kind terwijl dit bij Hepatitis C door besmette naalden komt

31
Q

Wat zijn de eigenschappen van het Hepatitis B virus?

A
  • dsDNA-virus: dubbelstrengs (3.2 kb genoom)
  • bevat 4 open reading frames (ORF) coderend voor 7 virale eiwitten –> 5 zijn het viruspartikel en 2 alleen in de gastheercel
  • in het serum van een geïnfecteerde patiënt zitten viruspartikels, filamenten (HBsAg) en HBeAg eiwitten
32
Q

Wat zijn de eigenschappen van het Hepatitis C virus?

A
  • single stranded RNA + sense (9600 bp)
  • klein eiwit (40-60 mn) met een lipidenenvelop
  • bevat 1 open reading frame die zowel voor structurele als non-structurele eiwitten zorgt
  • hepatocyten geïnfecteerd met het virus produceren het virion, maar geen andere eiwitten
33
Q

Hoe is de ziekteprogressie na een HBV/HCV infectie?

A

Zie afbeelding!

Er zijn middelen die je kunt slikken als er nog geen cirrose heeft opgetreden
- suppressie van de virale replicatie: hiermee is HCV vaak te genezen
- immuunmodulerende middelen (PEG-IFN)

–> verloop is erg traag (30-50 jaar), soms is het <20 jaar bij bepaalde risicofactoren: alcoholgebruik, co-infectie met hiv of HBV/HCV of gebruik van immunosuppressiva

34
Q

Hoe kunnen HBV/HCV zich in de lever ontwikkelen en waardoor is de lever soms niet in staat dit te klaren?

A

Lever krijgt een continue stroom van lichaamsvreemde materialen (voeding, medicatie, alcohol, etc.) en heeft hierdoor een tolerant milieu nodig –> doet hij door cytokinen (IL-6, IL-10, TGF-Bèta) te produceren die de afweer lokaal remmen –> kan hierdoor niet altijd agressief reageren op pathogene indringers

Hierdoor kan de lever HBV/HCV niet klaren en daarnaast hebben deze virussen strategieën ontwikkeld die hieraan bijdragen (acute HAV is namelijk wel te klaren) –> kunnen het immuunsysteem onderdrukken
- HBV: is een stealth virus en hiermee onzichtbaar voor de IFN-gemedieerde aangeboren afweer en kan de productie van actief type I IFN onderdrukken (IFN zorgt voor remming van virale replicatie, verhoogde antigeenpresentatie, actieve NK-cellen, APC en T-cellen)
- HCV: IFN-1 wordt geproduceerd, maar het virus kan de effecten hiervan remmen

–> in patiënten met acute virusinfectie wel goede T-lymfocyt respons, bij chronische patiënten niet
–> veel factoren spelen een rol: genotype, subtype, virale load, polymorfismen (HLA-typen), leeftijd, overgewicht, co-infectie, immuun regulerende capaciteit van de lever

35
Q

Op welke 2 manieren kan weefselschade door een infectie ontstaan?

A
  • Direct: cytopathisch virus wat leidt tot beschadiging van de geïnfecteerde cel –> celdood
  • Indirect: activatie (innate) afweer –> koorts en vermoeidheid + inductie (adaptieve) afweer –> doden van virus-geïnfecteerde cellen, laat de cel dus eerst leven alleen de immuunrespons zorgt dat hij toch dood gaat
36
Q

Hoe ontstaat een HCC door chronische virale hepatitis?

A

Zijn non-cytopathische virussen (indirecte route) en de immuunrespons heeft 2 effecten:
- Klaring: virale replicatie remmen en virus geïnfecteerde cellen elimineren –> groter bij een acute infectie
- Immunopathologie: afweerrespons induceert leverschade waardoor er schade is aan hepatocyten die gerepareerd moeten worden –> groter bij een chronische infectie (te zwakke immuunrespons)

Als het virus zich sneller verspreidt dan het immuunsysteem kan werken worden veel hepatocyten geëlimineerd en ontstaat levercirrose: turn=over van levercellen gaat toenemen en er ontstaat een opstapeling van mutaties –> dit kan uitgroeien tot een HCC (80% komt door cirrose)
- Er is dus een indirecte connectie; bij HCV is dit altijd zo want dit heeft geen pro-oncogene effecten, HBx eiwit (beïnvloed transcriptiefactoren) kan wel in het host-genoom komen en heeft het dus wel oncogene eigenschappen (dit is ong. 10% van de HCC)

36
Q

Wat is de behandeling van chronische hepatitis door HBV/HCV?

A

Verschillende manieren en een respons op therapie betekent een reductie in het risico op HCC
- Suppressie virusreplicatie: bij HBV geen genezing en nog steeds productie van virale eiwitten, bij HCV direct-acting antivirals (DAAS) wat bij >95% zorgt voor genezing
- Immuunmodulatie: PEG-IFN-alfa

–> HBV is niet te genezen maar i.t.t. HCV is er wel een preventief profylactisch vaccin voor

36
Q

Hoe is de incidentie van HCC in de toekomst te voorspellen?

A
  • Incidentie omlaag: door HBV vaccinatie en betere behandeling chronische HBV infectie (lange-termijn onderzoek ontbreekt nog)
  • Incidentie omhoog: door meer alcoholgebruik en obesitas (toename NASH: niet-alcoholische leververvetting)