Geneeskunde 2B1 HC week 4 - 22/02 Flashcards

1
Q

Is diarree bij kinderen ernstig?

A

In Nederland valt het relatief mee maar wereldwijd komen 8,5% van de sterftegevallen <5 jaar door diarree
- vooral mortaliteit en morbiditeit bij kinderen < 18 maanden
- meestal veroorzaakt door Rotavirus, vooral in Afrika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de definitie van diarree?

A

ESPGHAN: een verandering in consistentie van de ontlasting of (bijna) vloeibare ontlasting en een verandering in het aantal keer ontlasting of >3x per dag

WHO: meer dan 3x (water)dunne ontlasting per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de verwekkers van diarree bij kinderen?

A
  • Viraal: Rotavirus, Norovirus, Astrovirus, Adenovirus –> zeer besmettelijk (alleen handhygiëne kan het voorkomen) en het meest voorkomend
  • Bacterieel: Campylobacter, Salmonella, Shigella, Yersinia, E. coli, (Vibrio cholerae, Clostridium difficile) en bacteriële toxines (Clostridium, Vibrio, Shigella) –> heel veel zijn normale stammen in de darmen maar sommige produceren toxines die diarree veroorzaken
  • Parasitair: Giardia lamblia, Entamoeba histolytica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de risicofactoren op diarree?

A

Transmissieroute is feco-oraal, dus:
- slechte hygiëne
- hoge pH van de maag/maaginhoud (vaak door medicatie)
- verminderde motiliteit van de darm (vaak door medicatie)
- veranderde intestinale flora (vaak door veel antibiotica)
- deficiëntie van antilichamen (IgG en IgA)
- intrinsieke ziekte van darmepitheel

–> het is dus goed om deze risicofactoren te mijden en voor baby’s kan borstvoeding goed zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kunnen ook oorzaken van diarree zijn die niet infectieus zijn?

A
  • Anatomisch: M. Hirschsprung, short bowel
  • Allergie: koemelk/soya
  • Immunologisch: coeliakie
  • Inflammatie: NEC, IBD, (appendicitis)
  • Intolerantie: lactase/dissacharidase deficiëntie
  • Endocrien: hyperthyreoïdie
  • Maligniteit: neuroblastoom
  • Metabool: CI-secretoire diarree, Cystic fibrose (CF)
    –> in deze gevallen vaak chronische diarree
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe schat je de ernst van de dehydratie in bij kinderen met diarree?

A

A.d.h.v. de volgende testen/vragen/bevindingen:
- interesse om te drinken
- gewicht: %dehydratie berekenen; (recent gewicht - huidig gewicht) / recent gewicht * 100%
- bewustzijn
- vitale parameters: pols, capillary refill, ademfrequentie, bloeddruk
- temperatuur (perifere) extremiteiten
- diurese
- traanproductie
- vochtigheid slijmvliezen
- huid turgor
- ogen (ingevallen)
–> overige bevindingen: kleine roze vlekjes op de buik (roseolen) door Tyfus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke aanvullende diagnostiek wordt gedaan bij kinderen met dehydratie door diarree?

A

Bij matige/ernstige dehydratie als:
- IV rehydratie nodig is
- anamnese/LO niet past bij dehydratie tgv. gewone diarree

Chemie:
- Na, K, Cl, glucose, CRP, creatinine, ureum, bloedgas, osmol
- Anion gap = Na - (Cl + bicarbonaat) –> normaal 8-16 mmol/L
- Urine Na, -K, -osmol
- Op indicatie: volledig bloedbeeld, kweken van bloed, urine, feces (viraal, bacterieel, parasitair), beeldvorming, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kun je a.d.v. het natriumgehalte 3 soorten dehydratie onderscheiden?

A
  • Isotone dehydratie: normaal natrium
  • Hypotone dehydratie: verlaagd natrium, goed opletten dat serum osmol niet de snel daalt bij rehydratie door kans op cerebraal oedeem
  • Hypertone dehydratie: verhoogd natrium, goed opletten dat natrium niet snel stijgt door kans op neurologische complicaties (hersenbloeding, centrale pontiene demyelinisatie) te verminderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe is de behandeling van een kind met dehydratie?

A

Orale rehydratie heeft altijd de voorkeur! Dit doen we met ORS; orale rehydratie solutie wat het volgende bevat; glucose, natrium, kalium (weinig), chloor, water (citraat en smaakstof)
- als kinderen veel spugen of echt niet willen kan het via de sonde
- alleen op indicatie i.v.: falen orale dehydratie, resuscitatie bij >10% dehydratie

Wat niet te doen:
- geven van diarreeremmers (opiatien); verminderd de darmmotiliteit maar dit geeft micro-organismen juist de kans om te groeien
- geven van Norrit/actieve kool (absorptie van toxines)
- geven van probiotica (veranderen van intestinale microflora)
- antibiotica is meestal niet geïndiceerd, behalve bij: Tyfus ziektebeeld, Salmonellosen waarbij sprake is van sepsis, leeftijd <3 maanden, immuungecompromiteerden, Shigella dysenterie of gecompliceerd beloop van Campylobacter jejuni infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het werkingsmechanisme van ORS dat zorgt voor rehydratie?

A

Beïnvloed het glucose-afhankelijk natrium transport a.d.h.v. SGLT (sodium-glucose-linked-transporter)

Werkingsmechanisme: natrium afhankelijke glucose transporter die ook bij beschadigd epitheel functioneert pompt natrium en glucose (door veel aanbod) naar het milieu interieur en water gaat passief mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel vocht geef je bij het rehydreren van een kind?

A

Eerst %dehydratie en onderhoudsvocht berekenen –> vochtdeficit teruggeven met ORS in 4-6 uur en compenseer voortgaande verliezen
- 10 ml/kg ORS per portie diarree of o.b.v. gewicht luier
- 2 ml/kg per keer braken

Minimale waterbehoefte voor onderhoudstherapie (max. hoeveelheid 2400 ml/dag) en bij iedere graad temperatuursverhoging boven de 38 graden Celsius + 12% vocht extra:
- <10 kg: 100 ml/kg/dag
- 10-20 kg: 1000 ml + 50 ml/kg voor iedere kg >10 kg
- >20 kg: 1500 ml + 20 ml/kg voor iedere kg >20 kg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer neem je een kind met dehydratie op in het ziekenhuis?

A
  • vitaal bedreigd (met shock), bewustzijnsstoornissen, < 2 maanden, falen ORS behandeling, acute buik/ileus
  • sociale indicatie (capabele ouders?)
    –> bij ernstige diarree (> 10 ml/kg/uur) is de succeskans van orale rehydratie lager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is er te doen voor preventie van diarree?

A

Rotavirus vaccinatie: 50% van de diarree-gevallen <5 jaar, epidemisch vooral in de winter, 2500-4500 opnames in NL (5-6 overlijden), iemand kan meerdere infecties doormaken –> daarom vanaf januari 2024 starten met orale, levend verzwakte vaccins dit voorkomt 98% v.d. ziekenhuisopnames en 90% van de doktersbezoeken –> mogelijk minder effectief bij risicogroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe vaak komt een bovenste luchtweg infectie voor bij kinderen?

A

Meest voorkomende ziekte op kinderleeftijd –> 50% v.d. huisartsbezoeken bij kinderen van 0-2 jaar
- 6-8 episodes van verkoudheid per jaar is normaal
- vrijwel altijd viraal (80-90%) en self-limiting
- zelden levensbedreigend –> alleen bij een luchtwegobstructie
- aantal infecties afhankelijk van crèche bezoeken en aanleg voor allergie vanuit de ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe is de anatomie van de bovenste luchtwegen?

A

Van de neus tot het begin van de luchtpijp
- bevat: neusholte met neusschelpen (conchae), achterste deel tong met tonsilla palatina en uvula en de epiglottis
- de neus moet deeltjes/ziekteverwekkers uit de lucht tegen houden voordat ze via de luchtpijp het lichaam in komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken, verwekkers en behandeling van een Acute Rhinitis?

A

Meest voorkomend, gewone verkoudheid
- kenmerken: snot, niezen, verstopping, zwelling neusslijmvlies en bij zuigelingen kans op dyspnoe en moeilijk drinken
- verwekkers is bijna altijd viraal (>95%), het vaakste het Rhinovirus, maar ook Covid, HMP-virus en respiratoir syncytieel (RS)-virus
- behandeling: bij een neusobstructie; spoelen van de neus met NaCl (0,9%) of xylometazoline (α-mimeticum=sympathicomimeticum –> vasoconstrictie)

17
Q

Wat zijn de kenmerken, verwekkers en behandeling van een Acute Sinusitis?

A

Ontsteking van neusbijholte
- kenmerken: locatie is leeftijdsafhankelijk; maxillaris rond 5-jaar en frontalis rond 12-jaar, klachten; lokale kloppende pijn erger bij bukken, koorts, algehele malaise, nasale spraak, purulente neus uitvloed met soms bloed
- verwekkers: viraal of secundair bacterieel
- behandeling: neusspoelen, xylometazoline en als dit niet genoeg werkt antibiotica –> afgeraden om te stomen (risico op verbranding)

18
Q

Wat zijn de kenmerken, verwekkers en behandeling van een Acute tonsillitis (+pharyngitis)?

A

Keelontsteking van de keelamandelen
- kenmerken: hoesten, keelpijn, malaise, ademhalingsbelemmering (te grote tonsillen), slikpijn en cervicale lymfeklierzwellingen
- verwekkers: rhinovirus, adenovirus, Epstein-Barr virus (Pfeiffer), groep A streptococcen (+ roodvonk (rode tong en exantheem): ernstige complicaties als hartklepafwijkingen en acute reuma)
- behandeling: meestal expectatief, bij streptococcen penicilline ook als de klachten al weg zijn

19
Q

Wat zijn de kenmerken van een Chronische tonsillitis/tonsilhypertrofie en wanneer voer je een tonsillectomie uit?

A

Acute tonsillitis > 2-3 weken, tonsillen groeien tot 6 jaar en worden hierna kleiner (involutie), bij een chronische infectie blijven ze vergroot en een tonsillectomie is geïndiceerd bij:
- obstructief slaap apneu-syndroom (OSAS) (snurken –> hypoxie)
- belemmering slikken en eten (kissing tonsils)
- acuut reuma (bv. door streptokokken infectie)

20
Q

Wat zijn de kenmerken, verwekkers en behandeling van een Adenoiditis?

A

Ontsteking in de neusamandelen (adenoïden) die tegen de achterwand van de pharynx zitten, grootte ook leeftijdsafhankelijk, groeit tot 6 jaar en hierna worden ze kleiner
- kenmerken: neusverstopping (facies adenoïdalis), doofheid en otitis (chronische oorontsteking –> buis Eustachius obstructie), cervicale lymfadenopathie, slikproblemen, snurken, slaapapneu, failure to thrive, postnasale drip (pus)
- verwekkers: meestal bacterieel (streptococcen) en soms viraal (H. influenza)
- behandeling: antibiotica (acute infectie) en chirurgie (adenotomie), wel een hoge recidiefkans doordat het terug groeit

21
Q

Wat zijn de epidemiologie, symptomen, diagnostiek en behandeling van een Laryngitis Subglottica (pseudokroep)?

A

Zwelling subglottis door infectie met para-influenzavirus (75%), ontsteking strottenhoofd onder de stembanden, het heeft een goede prognose
- epidemiologie: 1-4 jaar, seizoensgebonden en komt veel voor
- symptomen: na verkoudheid pas, hese stem, zeehondenblafhoest, progressieve inspiratoire stridor (obstructie BLW extrathoracaal), subfebriele temperatuur, weinig ziek en nog wel beweeglijk, voornamelijk ‘s avonds en ‘s nachts klachten
- diagnostiek: in typische gevallen niet nodig, soms als het kind heel angstig/onrustig is en de buik helemaal intrekt en het kind bleek/cyanotisch/suf wordt een intubatie onder narcose
- behandeling: eenmalig glucocorticosteroïden (inhalatie/injectie), geruststellen, en geen antibiotica (gaat om een virus), als het ernstig is klinisch observeren en evt. zuurstofsuppletie/intubatie

22
Q

Wat zijn de kenmerken, verwekkers en behandeling van een Epiglottis?

A

Acute zwelling epiglottis door infectie met Haemophilus influenzae type B (HIB), zit in vaccinatie programma, het is zeldzaam
- kenmerken: bij kleuters vooral (3-7 jaar), epiglottis gezwollen als een kers die in de trachea kan schieten en vast kan komen te zitten –> leidt tot dood door verstikking, symptomen; acuut ernstig ziek, hoge koorts, snel progressieve inspiratoire stridor, vooruitgestoken kin, slikpijn (kwijlen), rustig rechtop houding, geen hoest/heesheid
- behandeling: intuberen onder narcose en in nood een tracheotomie, verder antibioticum tegen H. influenza waarna het kind binnen enkele dagen hersteld –> belangrijk om hiervoor kweken van de keel en het bloed af te nemen
–> belangrijk om NOOIT met een spatel in de keel te kijken bij acute totale obstructie maar met een laryngoscoop onder narcose

23
Q

Wat is een Otitis Media?

A

Een middenoorontsteking
- probleem wat bij heel veel kinderen voorkomt
- 3 soorten: otisis media acuta, otitis media met effusie en chronische suppuratieve otitis media (CSOM) (chronisch ontstoken gat in trommelvlies, zeldzaam)

24
Q

Hoe is de anatomie van het oor?

A

Een geluid (trilling van lucht) wordt via de oorschelp de gehoorgang ingeleid –> trommelvlies –> hamer, aambeeld en stijgbeugel gaan trillen –> in het slakkenhuis wordt mechanische trilling overgebracht op trilhaartjes –> elektrisch signaal via gehoorzenuw naar hersenen
- in het middenoor (ruimte achter trommelvlies) moet lucht zitten, dit is alleen als er verbinding is met de neus via de Buis van Eustachius
- oorschelp en gehoorgang zijn buitenoor, trommelvlies en ruimte erachter is middenoor, slakkenhuis en interne gehoorgang is binnenoor

25
Q

Hoe ziet een normaal trommelvlies in de oor eruit?

A
  • glanzend en doorschijnend
  • kleurloos tot parelgrijs
  • centrale positie hamersteel
  • scherpe lichtreflex (driehoekig)
  • lucht in het middenoor
  • normale beweeglijkheid
26
Q

Wat zijn de volgende eigenschappen van een otitis media acuta (OMA):
- definitie
- klachten
- risicofactoren
- incidentie
- verwekkers
- beloop
- diagnostiek ?

A
  • definitie: ontsteking van het middenoor met ophoping van vocht en klachten en tekenen van een acute infectie
  • klachten: acuut ontstane oorpijn, koorts, prikkelbaarheid, nachtelijke onrust, erytheem van het trommelvlies en vocht in het middenoor, soms breekt OMA door en ontstaat een loopoor (otorroe)
  • risicofactoren: passief roken, crèche bezoek, allergie, afwijkende anatomie, obstructie KNO-gebied, genetische aanleg, zeldzaam zijn nog; immuundeficiëntie, ciliaire dyskinesie en CF
  • incidentie: meest gestelde diagnose bij zieke kinderen door huisartsen, 50-84% heeft OMA <4 jaar, 10-20% in 1e levensjaar >3x OMA en meest frequente reden van antibioticabehandeling
  • verwekkers: viraal (70-80%) verhoudheidsvirussen (RSV, influenza) of bacterieel (20-30%) zoals streptococcus pneumoniae (50%), H. influenzae, Moraxella catarrhalis en groep A streptococcen
  • beloop: gunstig, vaak is paracetamol voldoende, >80% klachten na 2-3 dagen over, 4-8% krijgt een loopoor en heel zelden complicaties
  • diagnostiek: meestal niet, alleen bij verdenking op resistentievorming (antibiotica faalt), immunologisch onderzoek bij atypische presentatie/ernstig beloop
27
Q

Welke behandelingen zijn er tegen otitis media acute (OMA) en wat zijn de complicaties hiervan?

A

Kan op verschillende manieren:
- symptomatisch: pijnstilling, neusverstopping behandelen (NaCl spoeling of xylometazoline)
- watchful waiting: niet ernstig ziek, >6 maanden, eenzijdige OMA en OMA zonder otorroe
- antimicrobiële behandeling: bij ernstig ziek kind of risicofactoren voor complicaties; <6 maanden, syndroom van Down, status na ooroperaties, <2 jaar met dubbelzijdige OMA of na 3 dagen geen verbetering, bij eerste presentatie loopoor met koorts en/of pijn
- chirurgische behandeling: plaatsen van trommelvliesbuisjes, frequentie verbetert niet, beloop wel, het wordt hierdoor een loopoor

Complicaties:
- anamnese: hoofdpijn, koorts, ernstige oorpijn, vertigo, sufheid, verward
- LO: neurologisch, nekstijfheid, rood/gezwollen mastoïd met afstaand oor, nystagmus/gehoorverlies
–> er kan sprake zijn van intracraniële of extracraniële afwijkingen:
- intracranieel: hersenabces, meningitis, sinustrombose, etc.
- extracranieel: n. facialis parese, mastoïditis, Gradenigo syndroom, etc.

28
Q

Wat zijn de volgende eigenschappen van een otitis media met effusie (OME):
- definitie
- klachten
- risicofactoren
- incidentie
- verwekkers
- diagnostiek ?

A
  • definitie: lijmoor/slijmoor, ophoping van vocht in het middenoor (gelige doffe kleur) zonder tekenen van een acute infectie
  • klachten: geen pijn, wel slechthorend, gedragsproblemen, drukkend gevoel op de oren en spraak- en taalontiwkkelingsproblemen
  • risicofactoren:niet goed werkende Buis van Eustachius, afwijkingen cilia of mucus (Primaire Ciliaire Dyskinesie (PCD) of CF) of externe factoren; allergie, infectie, meeroken, reflux, obstructie + craniofaciale afwijkingen/syndromen met invloed op Buis van Eustachius: syndroom van Down, Rierre-Robin anomalie, syndroom van Apert, Treacher Collins, Velo-cardio-faciaal syndroom, sundroom van Turner
  • incidentie: piekleeftijd 6 mnd.-4 jaar, gemiddeld 4 episoden per jaar van 17 dagen, 40% herstelt <7 weken en 75-90% <4 maanden, 50% heeft een OME voor 1e levensjaar en 90% voor eerste schooldag
  • verwekkers: vaak mechanisch, niet infectieus
  • diagnostiek: otoscopie (in oor kijken), toonaudiometrie, tympanometrie
29
Q

Wat is een toonaudiogram en een tympanogram?

A

Bij beide testen hoe het gehoor van iemand is
- Toonaudiogram: met trilling op de schedel testen hoe het slakkenhuis hoort en wat het kind daadwerkelijk hoort (netto), je kijkt dus of het middenoor het goed doet (vocht geleid minder goed geluid dan lucht, hierdoor wordt je gehoor slechter bij effusie in het oor)
- Tympanogram: dopje in het oor en een luchtdrukgolf geven (blazen) en kijken of het trommelvlies hierdoor gaat bewegen (bij vocht geen beweging)

30
Q

Wat is de relatie tussen otitis media met effusie (OME) en het syndroom van Down?

A

> 50% heeft effusie in het middenoor en >75% geleidingsverlies, het is multifactorieel:
- kortere buis Eustachius
- hypotonie m. tensor veli palatini
- gestoord immuunsysteem
- recidiverende BWI
- adenoïdhypertrofie
- ondiepe nasofarynx

31
Q

Welke behandelingen zijn er tegen otitis media met effusie (OME)?

A

Behandeling van OME:
- middenoorbeluchtingsbuisjes: vocht kan uit middenoor lopen, vooral op kort termijn (6-9 mnd.) effect en minder op lange termijn (7-8 jaar), alleen als klachten >3 mnd. en gehoorverlies >25 dB en stoornis in (spraak)ontwikkelen
- gehoortoestel: tijdelijke oplossing als operatie niet een oplossing is
- geen bewezen effectieve medicamenteuze therapie

Maar belangrijk is dat de oorzaak geëlimineerd wordt:
- infectie: antibiotica
- allergie: mediatie (steroïd neusspray, antihistamine)
- meeroken: ouders stoppen in bijzijn van kind roken
- obstructie: verwijderen (adenotomie)
- mucus en cilia: onderliggend lijden behandelen
- reflux: medicatie

32
Q

Wat zijn de symptomen van meningitis?

A

Eerste klinische symptomen zijn aspecifiek: griepachtig, koorts, malaise, spierpijn, misselijkheid, braken, lichtschuwheid, nekstijfheid
–> Als er petechiën (niet wegdrukbare huidbloedingen) optreden wordt het zorgelijker, een rash is wel wegdrukbaar, want er is kans op een enorme verandering in lichamelijke kenmerken binnen een korte tijd
–> Kunnen uitgroeien tot ecchumosen en purpura (hele huid onder met kleine stolseltjes en bloedingen onder de huid)

33
Q

Welke verschillende infectieuze oorzaken zijn er voor meningitis?

A
  • neisseria meningitidis (>95%) (aerobe gram-negatieve diplokok)
  • groep A α-hemolytische streptococcus
  • groep A β-hemolytische streptococcus
  • groep B streptococcus
  • staphylococcus aureus
  • E. coli
  • streptococcus pneumoniae
  • Haemophilus influenzae
  • Capnocytophaga canimorsus
  • Burkholderia pseudomallei
34
Q

Hoe verloopt de primaire assesment bij shock?

A
  • Cardiovasculaire status: hartfrequentie, polsvolume, bloeddruk, capillary refill, diurese
  • Effect circulatie op andere organen: ademfrequentie en karakter, diurese, bewustzijn, huid (petechiën)
35
Q

Wat is de epidemiologie en andere kenmerken van meningokokkenziekte?

A
  • er zijn diverse serogroepen; A, B, C, X, Y en W135 zijn klinisch belangrijk (zitten op een kapsel)
  • 10-20% asymptomatisch dragerschap in nasopharynx (weken/maanden) van meningococcen bacterie
  • 5% zijn jonge kinderen en 35% tieners –> invasieve ziekte is het meest bij kinderen <5 jaar
  • duurt gemiddeld enkele dagen tot 2 jaar (gemiddeld 9 mnd.)
  • geografische verschillen in incidentie: Sahara; meningitis belt (eerst 1 op 100, na vaccinatie veel beter), Amerika; 1,3, Nederland; 4,5 (vnl. serogroep B, en rond 2017 toename van W), Ierland; 14
  • mortaliteit is 7-11% en morbiditeit is dat 33% restschade heeft
  • kan verschillende gevolgen hebben; sepsis (–> septische shock), infecties (meningitis, artritis, osteomyelitis, ontsteking hart) of genezing
36
Q

Waarom wordt de ene persoon wel heel ziek van de meningococcen bacterie en de andere niet en welke risicofactoren spelen hier een rol?

A

Risicofactoren: crowding, lagere SES, roken, prematuriteit, virulentiefactoren van micro-organisme, afwezigheid van antilichamen, complement deficiënties en voorgaande virale ziekten

Bepaalde genetische achtergronden maken een patiënt meer gevoelig voor sepsis, maar het is niet bij iedereen te voorspelen (ligt zowel aan host als micro-organisme factoren), genetische vatbaarheid wordt bepaald door de optelsom van:
- kolonisatie in nasopharynx: afhankelijk van epitheel, bloedgroep en adhesiemoleculen
- overleven in het bloed: complement, antistoffen, eiwitten
- activatie v.d. immuunrespons: stollingsfactoren, bloedingen, cytokinen, ontstekingsmediatoren

37
Q

Hoe verloopt het ontstekingsproces bij een meningitis?

A

Incubatietijd is 2-10 dagen (gemiddeld 3-4)
- bacteriën/toxines (LPS) binden aan leukocyten –> klontering van leukocyten/plaatjes aan vaatwand –> stolsels in kleinere vaten –> lek; productie van actieve eiwitten tegen ontsteking waardoor flow regelmechanisme minder goed werkt –> necrose (reguleren en afbreken stolsels is verstoord en actieve beschadigende stoffen komen vrij)
–> dus niet de bacterie zelf die schade aanricht, maar de reactie van het afweersysteem zorgt voor endotheelschade
- gevolgen: capillaire lekkages, microthrombi, myocarddysfunctie en multi-orgaan falen –> vaak te merken in de vorm van sepsis (symptomen: koorts, malaise, pijn in de benen, gastro-intestinale klachten (braken))

38
Q

Hoe is de diagnostiek van meningococcen?

A
  • bloedkweek (voor antibiotica!)
  • geen lumbaalpunctie bij verdenking septische shock of verdenking hoog ICP (dus als het kind niet stabiel is niet doen)
  • evaluatie van organen/orgaanperfusie
39
Q

Hoe is de behandeling van menigococcen?

A

Antibiotica en ondersteunende handelingen
- antibiotica: afname bloedkweek, zo snel mogelijk geven (iedere minuut is belangrijk!, liefst binnen 24 uur-7 dagen), rifampicine, ceftriaxon en ciprofloxacine, ook meldingsplicht bij GGD (knuffelcontacten; 400-800x verhoogd risico)
- volumesuppletie
- inotropica (vaten knijpen en hart aanjagen)
- intubatie en beademing
- metabole correcties
- stolling onder controle
- corticosteroïden
- hemofiltratie/plasmaferese/ECMO
- huiddefecten (necrotische delen amputeren)

–> natuurlijk belangrijk om aan preventie te doen d.m.v. de vaccinatie