Geneeskunde 2B1 HC week 1 - 06/02 Flashcards

1
Q

Waar liggen ethische dilemma’s rond besmettelijke ziektes?

A

In de individuele en publieke gezondheidszorg, op verschillende niveaus:
- micro: arts-patiëntrelatie; hoe ver gaat eigen verantwoordelijkheid (niet-schaden), eerlijk zijn, solidariteit, verantwoordelijkheidsverdeling
- meso: beroepsgroep (richtlijnen, protocollen); beroepsgeheim (sommige ziektes hebben meldingsplicht) en zorgplicht (moreel, hoe ver gaat het)
- macro: overheid (wet- en regelgeving) of internationaal/globaal; preventieve maatregelen (verplichtingen voor volksgezondheid, RIVM, voorkomen ziekte, respect voor autonomie) en schaarse middelen verdelen (ongelijkheid tegengaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet de gezondheidsraad binnen de vaccinatie ethiek?

A

Een adviesorgaan met medisch deskundigen, beslissen over;
- ernst en omvang ziektelast
- effectiviteit: voordelen vaccin
- veiligheid: nadelen vaccin
- aanvaardbaarheid (proportionaliteit): weegt winst op tegen schade
- doelmatigheid/kosteneffectief: is het de beste plek om geld uit te geven
- urgentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de ethische uitgangspunten voor het verdelen van vaccinaties?

A

Weldoen/volksgezondheid bevorderen:
- verminderen (ernstige) ziekte en sterfte; eerst meest kwetsbare vaccineren
- terugdringen van verspreiding van SARS-CoV-2; eerst mensen die veel verspreiden vaccineren (jongeren)
- voorkomen van maatschappelijke ontwrichting; belangrijke diensten eerst vaccineren (zorg, brandweer, politie)

Utiliteit: zoveel mogelijk weldoen dus maximaliseren gezondheidswinst; is dit zoveel mogelijk levens of zoveel mogelijk (gezonde) levensjaren en wegen ook niet-medische voordelen mee?

Rechtvaardigheid: meest kwetsbaren eerst (risico op besmetting, op ernstige ziekte), opgelopen tijdens helpen van anderen (wederkerigheid, veilige werkplek, zorg draaiende houden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ver mag de overheid gaan in preventieve maatregelen?

A

Altijd een afweging of de voordelen:
- bevorderen volksgezondheid (fysiek en mentaal) voor het collectieve belang (ook economisch en sociaal welzijn)

Opwegen tegen de nadelen:
- beperken autonomie: zelfbeschikkingsrecht, vrijheid, lichamelijke integriteit, privacy van burgers
- maatregelen kunnen ook zelf schaden: eenzaamheid, mentale problemen, financiële problemen, geweld
- rechtvaardigheid: soms treffen maatregelen alleen bepaalde groepen waardoor discriminatie ontstaat, overheid moet gelijkheid bevorderen

Overheid kan paternalistisch handelen (het is beter voor de persoon zelf) en/of zeggen dat je geen schade aan anderen mag toebrengen (harm principe): wel kijken of subsidiariteit en proportionaliteit zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het harm principe?

A

Je mag andere mensen hun vrijheid inperken als andermans vrijheid/gezondheid in het geding is
–> voorwaarden hiervoor zijn: noodzakelijk en effectief, proportioneel zijn, subsidiair zijn, minimaliseert schadelijke effecten, discrimineert niet, biedt gelijke toegankelijkheid, beschermd privacy voldoende
–> er zitten gradaties tussen volledige dwang en volledige vrijwilligheid in (zoals beperkte keuzemogelijkheden, toegankelijker maken, stimulatie, tegemoetkomingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke 2 delen kan de innate immuniteit worden ingedeeld?

A
  • Herkenning: van schade en lichaamsvreemde stoffen; humorale receptoren (eiwitten/receptoren in weefselvloeistof of serum) en cellulaire receptoren (celtypen, soort, initiatierespons)
  • Respons:
    ~ humoraal: activeren plasma enzymcascades (stolling, fibrinolyse, kinine, complement), in weefselvloeistof en serum
    ~ cellulair (ontsteking, neurale sturing): endotheelactivatie, parenchymactivatie en leukocytactivatie (ROS, NO, lipiden, cytokinen, chemokinen, histamine en serotonine –> activeren humoraal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de eigenschappen (receptoren, activatie, cytokinen) van natural killer cellen (NK-cel)?

A

Het zijn innate lymphoid cellen (ILC) en zijn lymfocyten (maar behoren dus toch tot de innate immuniteit)
- Activatie: door een combinatie van activerende en remmende signalen; inhiberende receptor kan binden aan HLA-I-receptor en een activerende receptor –> bij binding van ligand hieraan (en geen op de inhiberende) wordt de cel geactiveerd en gaat hij perforine en granzymen uitscheiden waardoor de doelcel in apoptose gaat
- Produceren cytokinen; inteferon-gamma (IFN-y) dat essentieel is in de vroege respons van een infectie –> stimuleren hiermee macrofagen
- Worden gestimuleerd via IL-12 dat macrofagen uitscheiden
- Belangrijk bij infectie of tumor: herkennen moleculen zonder MHC-I –> die dus al aangevallen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke receptoren/sensoren zijn er in de innate immuniteit die humoraal zijn?

A

Zitten vrij in het bloed (weefselvloeistof en serum), worden geproduceerd door hepatocyten (acute fase eiwitten), epitheelcellen en leukocyten
- Complement: C3 (plakt op oppervlak bacterie waardoor complement receptor (macrofaag/neutrofiel) kan fagocyteren), C1q, binden aan bacteriën voor dood/lyseren en ruimen hem op
- Collectines: MBL (mannose-bindend lectine), SP-A, SP-D (surfactant eiwit)
- Pentraxines: CRP (C-reactive protein), PTX3, SAP (serum amyloid P)
- Ficolines: Ficoline-1, -2, -3
–> laatste 3 zijn surfactant-eiwitten, zijn structureel en functionele verwanten, werken als opsonine (aanpassing lichaamsvreemd organisme zodat het gefagocyteerd kan worden –> markeert immuun opruiming), zorgen voor neutralisatie (dat toxines niet meer kunnen werken) en activeren de complement-cascade
–> CRP: bindt aan fosfogoline op bacteriën en wordt in de kliniek vaak als marge gebruikt (bacteriële reacties en ontstekingsreacties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke receptoren/sensoren zijn er in de innate immuniteit die cellulair zijn?

A

Zijn gebonden op het plasmamembraan of op intracellulaire membranen (endosoom/los in cytosol), aanwezig op cellen als macrofagen, granulocyten, dendritische cellen, parenchymcellen, mestcellen, NK-cellen, leukocyten, endotheelcellen, stamcellen en neuronen, de diversiteit van receptoren is telkens anders
- Opsonine R: FcR (IgR), C’r (complement R), herkennen het niet direct maar hebben ander molecuul nodig (immunoglobuline/component), universele receptor, zorgt voor fagocytose en signalerende rol
- (Microbe) ligand R: Scavenger R, CLR (C-type lectine R), binden direct aan micro-organisme, zorgen voor fagocytose en signalerende rol
- Supplementaire R: TLR (toll-like R), NLR (NOD-like R), RLR (RIG-like R), DSR (DNA-sensing R), zorgen voor activatie van andere cellen (niet perse herkenning)
–> macrofagen zijn de ultime cellulaire respons, zit in alle weefsels en organen als sentinel cell (poortwachter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke 2 manieren kan de macrofaag endocytose uitvoeren waardoor fagocytose kan plaatsvinden?

A
  • Ritssluiting: meest voorkomend, partikel bindt aan oppervlak waarna de fagocyt ritsend om het partikel heen sluit en naar binnen haalt, specifiek, bij Fc-receptor
  • Ruffles: fagocyt haalt het naar binnen door er een arm/flap om te slaan, heel aspecifiek

–> opname leidt tot afbraak en herkenning leidt tot activatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke Fc-receptoren zijn er die horen bij opsonine receptoren (binnen de cellulaire receptoren bij de innate immuniteit)?

A

Zie tabel!

  • detecteren de Fc-staart (constante deel) van immunoglobulinen (vooral IgG, ook IgE en IgA)
  • per immunoglobuline een andere Fc-receptor
  • kunnen activerend of inhiberend werken
  • meeste binden alleen immuuncomplexen met een relatief lage affiniteit, maar 2 binden met een hoge affiniteit (FcyRI en FCeRI) (–> receptoren binden ook immunoglobulinen zonder dat ze aan een antigeen zijn gebonden (bijv. bij allergie))
  • neonatale Fc-receptor (FcRn); betrokken bij shuttelen IgG van maternaal naar foetaal bloed, vooral in endotheelcellen en lange halfwaardetijd
  • poly-Ig-receptor; transport van IgA in de darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke C’-r (complement receptoren) zijn er die horen bij opsonine receptoren (binnen de cellulaire receptoren bij de innate immuniteit)?

A

Zie tabel!

  • CR1, CR3 en CR4 zorgen voor stimulatie van fagocytose (opsonine functie)
  • CR2 zorgt met Ig voor activatie van B-lymfocyten (deel van B-lymfocyt co-receptor)
  • CR3 en CR4 zijn integrines en binden daarom aan extracellulaire matrixcomponenten, zij zorgen ook voor adhesie
  • veel komen voor op macrofagen, neutrofielen en CR1 komt ook op ery’s voor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn pattern recognition receptors (PRR’s) en pathogen associated molecular patterns (PAMP’s)?

A

PRR: herkennen een bepaald patroon van een ziekteverwekker
- van de cellulaire receptoren de (Microbe-) ligand receptoren en de supplementaire receptoren –> zitten dus op cellen van de afweer
- herkennen PAMP’s, MAMP’s en DAMP’s
- zitten membraangebonden of in het cytosol
- er zijn ook endogene liganden voor PRR
- er zijn ook iPRR’s die juist de activatie kunnen remmen (in balans met PRR)

PAMP: patronen/antigenen/moleculen van een ziekteverwekker die herkend kunnen worden
- kunnen ook niet-pathogene microben zijn
- ook MAMP’s: microbe associated molecular patterns en DAMP’s: damage/danger associated molecular patterns

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn Scavenger receptoren die horen bij (Microbe-) ligand receptoren (binnen de cellulaire receptoren bij de innate immuniteit)?

A

Opruimreceptoren, hebben receptoren op het oppervlak
- onderverdeeld in 12 klassen
- functie als bindend molecuul; binden vooral negatief geladen polymeren
- herkennen ook lichaamseigen stoffen; lipoproteïnen (oxLDL, HDL), natieve proteïnen (chaperones, Fe-BP), lipiden (vetzuren, cholesterol, phosphatidylserine), gemodificeerde proteïnen (Bèta-amyloid, AGE), dode cellen/celdebris, haptoglobine-hemoglobine complexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn C-type lectine receptoren die horen bij (Microbe-) ligand receptoren (binnen de cellulaire receptoren bij de innate immuniteit)?

A

Herkennen glycanen (suikers) en zijn betrokken bij endocytose
- kunnen activeren (ITAM-motief) en inhiberen (ITIM-motief)
- receptoren zijn erg verschillend en hebben ook een signalerende functie
- schimmels hebben een sterke glycosylatie (Bèta-glucan, mannan)
- ook parasieten/virussen worden herkend door CLR (HIV: DC-SIGN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn Toll-like receptoren (TLR) die horen bij Supplementaire receptoren (binnen de cellulaire receptoren bij de innate immuniteit)?

A

Zorgen voor signalering en hiermee activatie van cellen
- veel verschillende varianten met ieder hun eigen specificiteit –> zo herkennen ze specifieke onderdelen van verschillende organismen
- kunnen zowel op buitenmembraan als op membranen van endosomen (vooral nucleïnezuren (DNA/RNA)) zitten
- functioneren als homodimeer of heterodimeer
- activatie via adaptor moleculen waardoor een signaleringscascade begint (m.b.v. kinases –> fosforylering) –> transcriptiefactor-activatie (in nucleus) –> aanmaak ontstekingsmoleculen (transcriptie)

17
Q

Wat zijn NOD-like receptoren (NLR), RIG-I-like receptoren (RLR) en DNA-sensing receptoren (DSR) die horen bij Supplementaire receptoren (binnen de cellulaire receptoren bij de innate immuniteit)?

A
  • bevinden zich in het cytosol; hier zitten ook ontsnapte bacteriën uit het fagosoom en virussen
  • signaleren een intracellulaire infectie die gunstig is voor alle celtypen
  • NLR kunnen ook reageren op lichaamseigen componenten
  • reageren door exogene prikkels (bacterie celwand fragmenten (MDP,DAP), bacteriële toxines, flagelline, virussen, RNA/DNA) en endogene prikkels (K+-efflux, reactief zuurstof, lysosomale membraan disruptie, extracellulair APT, fagocytose van kristallen (cholesterol, amyloïd, urinezuur))
18
Q

Wat is NF-κB activatie?

A

Vaak bij PRR-triggering ook NF-κB activatie
- NOD-eiwitten zitten in inactieve vorm in cytoplasma –> bacteriële liganden binden waardoor RIPK2 aangetrokken wordt –> activatie van TAK1 door RIPK2 –> activatie van NF-κB door TAK1 –> uitscheiding van pro-inflammatoire cytokines en chemokines zoals IL-1, IL6, TNF-α en pro-IL-1β

19
Q

Wat doet IL-1β en hoe wordt het gemaakt?

A

Belangrijke cytokine
- wordt in de provorm gemaakt (IL-transcriptie) door de cascadereactie van de macrofaag
- bij aanwezigheid van bepaalde signalen (K+-efflux/bacteriële organismen) wordt het inflammasoom complex gevormd –> dit activeert caspase-1-enzym –> hiermee wordt de pro-vorm in actief IL-1β omgezet

20
Q

Wat zijn complement eiwitten en wat zijn de belangrijkste?

A

Complementeert (voegt iets toe) aan de functie van een ander eiwit
- bestaat uit een familie van >20 eiwitten
- functie in antigeenherkenning door immunoglobulinen in serum
- versterkt opruimen bacteriën x100
- zie afbeelding voor de belangrijkste!

21
Q

Hoe vindt de activatie van complement factor C3 plaats?

A

Zie afbeelding voor complementcascade!

Complement factor C3 wordt opgesplitst in C3a (klein) en C3b (groot door enzym C3-convertase

22
Q

Op welke 3 manieren vindt de initiatie van de complementactivatie plaats (vormen van C3-convertase)?

A
  • Klassieke route: immunoglobuline bindt aan oppervlak van bacterie –> concentratie Ig op oppervlak wordt hoog genoeg –> factor C1q bindt aan Fc-staart van antistoffen –> activatie proteases C1r en C1s –> knippen deel van C4 en van C2 –> C4 omgezet in C4a en C4b, C2 omgezet in C2a en C2b –> C2a en Cb4 combineren (C4bC2a) en vormen C3-convertase
  • Lectine route: glycanen met mannose op oppervlak van bacterie –> MBL (mannose bindend lectine) bindt hieraan –> MBL activatie door MASP –> MASP breekt C4 en C2 af –> C3-convertase wordt gemaakt (door C4bC2a)
  • Alternatieve route: via amplificatie, route begint bij C3 die door klassieke/alternatieve/spontane lysis route zijn ontstaan –> C3b bindt aan factor B –> enzym D knipt stukje van factor B af waardoor Bb ontstaat –> C3b-Bb complex is alternatief convertase wat C3 omzet in C3a en C3b

–> cirkel kan door blijven lopen totdat complementfactoren opgebruikt zijn of wanneer C3b wordt afgebroken tot C3d

23
Q

Wat zijn de 3 effectorfuncties als C3 geactiveerd is?

A
  • Lysis: C5b-C9 zijn onderdeel van membrane attack complex (MAC) dat leidt tot lysis van een pathogeen; C5 splitst in C5a en C5b –> C5b bindt aan C6 –> hier bindt C7 aan –> hier bindt C8 aan –> hier bindt C9 aan –> ringstructuur gevormd dat een fysiek gat (porie) in een membraan maakt, als een lichaamseigencel een antilichaam bindt ontstaat hetzelfde proces (in het midden bij bloedcellen zit een plasmacel die anti-RBC secreteert)
  • Fagocytose/Opsonine: C3b bindt direct aan oppervlak pathogeen/micro-organisme –> met universele complement receptor het hele complex binnen halen en opruimen
  • Inflammatie: Ca3 en C5a zorgen voor aantrekken van activering leukocyten en vernietigen microben, zijn anafylatoxinen
24
Q

Wat zijn anafylatoxinen?

A

C5a, C3a (en C4a) van het complement, zorgen voor;
- contractie glad spierweefsel
- verhoging permeabiliteit endotheel –> vocht uittreding
- chemotactische functie (fagocyten)
- degranulatie van mestcellen (als IgE zijn antigeen bindt), granulocyten en macrofacten –> vrijkomen van vaso-actieve stoffen (bijv. histamine)
- activatie fagocyten; ROS (reactieve zuurstofradicalen) cytokineproductie en expressie van FcR en C’R

25
Q

Wat zijn remmers van de complementcascade?

A

Humoraal:
- C1-esterase remmer; remt C1-enzymen (remmer klassieke route)
- Factor H en factor I; remmen C3b-Bb (remmer alternatieve route)

Cellulair:
- CD55, CD46, CR1; remmen C3b (remmer amplificatie)
- CD59; remt C8 dus MAC (membrane attack complex, lysis complex ook geremd)

25
Q

Welke leukocyten zijn snel en welke leukocyten zijn laat bij de ontstekingsreactie?

A
  • Snel: neutrofiele granulocyten als eerste gerekruteerd, hierna mononucleaire fagocyten
  • Na 2-4 dagen: T-lymfocyten komen erbij en na ong. 6 dagen ook cytotoxische T-cellen
  • Na 2 weken: B-lymfocyten

–> eerst komt innate immuunrespons op gang, daarna de adaptieve

26
Q

Wat gebeurt er als neutrofiele granulocyten en macrofagen geactiveerd zijn?

A
  • Geactiveerde neutrofiele granulocyt: produceert ROS –> vrijkomen van granula met daarin enzymfactoren (defensinen, lysozym, collagenase, elastase)
  • Geactiveerde macrofaag: produceert ROS en NO –> productie cytokinen (IFN-gamma, TNF, IL-1, IL-12) –> activatie immuuncellen (NK-activatie en Th1-differentiatie)
27
Q

Welke factoren zitten er in de granula van de volgende cellen:
- mestcel
- basofiele granulocyt
- neutrofiele granulocyt
- eosinofiele granulocyt ?

A
  • mestcel en basofiele granulocyt: vaso-actief; histamine, serotonine, heparine (GAG, antistolling), cytokinen (IL-4, IL-13), lysosomale enzymen
  • neutrofiele granulocyt: antibacterieel; lysozymen, myeloperoxidase, defensines, lactoferrine, (lysosomale) enzymen
  • eosinofiele granulocyt: antaparasitair; cytokinen (IL-4, IL-13), major basic protein (MBP), eosinophil cationic protein/peroxidase/neurotoxine
28
Q

Wat is Neutrophil Extracellular Trap (NET)?

A

Fagocyten kunnen op een andere manier ook micro-organismen wegvangen;
- cel gooit zijn eigen DNA + nucleïnezuren, histonen, granule, peptiden (Defensines), enzymen en andere microbiële stoffen eruit wat een vangnet vormt waar bacteriën in blijven hangen
- kan op 3 manieren; suicidal, gedeeltelijk of vanuit mitochondriën

29
Q

Hoe schakelen granulocyten/macrofagen/monocyten een micro-organisme uit?

A

Kan op 3 manieren:
- Enzymatisch: bacterie gaat via receptoren de cel in en komt in een fagosoom, deze verzuurt vanbinnen (lage pH) en fuseert met een lysoom –> lysosomale enzymen komen vrij in het fagosoom en kunnen de bacterie afbreken
- ROS: ROS aanmaak in oxidase complex in membraan van endosoom, als het vrijkomt worden micro-organismen gedood, hier is IFN-gamma bij betrokken
- NO: iNOS (reactief stikstof-oxidase) maakt NO –> bacterie wordt gedood
–> overig kan het ook nog door; bactericide eiwitten (bijv. cathepsine B, -D, lysozym), katonische peptiden (defensines) of depletie van nutriënten (ijzer (lactoferrine), tryptofaan afbraak (IDO))

30
Q

Op welke 2 manieren kunnen macrofagen geactiveerd worden?

A
  • Klassieke/Katabole route: rustende macrofaag wordt geprikkeld door interferon gamma (IFN-gamma) (bijv. door NK-cel) –> primed macrofaag ontstaat –> door een 2e prikkel (TNF-alfa en LPS –> van gramnegatieve bacteriën) wordt deze geactiveerd en ontstaat een killer-macrofaag (M1-macrofaag)
  • Alternatieve/Anabole route: activering via IL-13/IL-4 –> ontstaan van M2-macrofagen (voor herstel van weefselschade, anti-inflammatoir effect, fibrotisering)
31
Q

Wat is de rol van neurale sturing op het immuunsysteem?

A

Door een lokale ontstekingsprikkel worden cytokinen geproduceerd die neuronen kunnen prikkelen –>
1. productie van glucocorticoïden die de macrofagen en dus de ontstekingsreactie afremmen
OF
2. productie van noradrenaline en acetylcholine –> remming ontstekingsreactie