frans hoofdstuk bron a Flashcards
1
Q
le pantalon
A
de broek
2
Q
de broek
A
le pantalon
3
Q
la jupe
A
de rok
4
Q
de rok
A
la jupe
5
Q
la robe
A
de jurk
6
Q
de jurk
A
la robe
7
Q
le pull
A
de trui
8
Q
de trui
A
le pull
9
Q
les chaussures v mv
A
de schoenen
10
Q
de schoenen
A
les chaussures v mv
11
Q
la taille
A
de kledingmaat
12
Q
de kledingmaat
A
la taille
13
Q
essayer
A
passen, proberen
14
Q
passen, proberen
A
essayer
15
Q
le marcé
A
de markt
16
Q
de markt
A
le marché
17
Q
le vêtement
A
het kledingstuk
18
Q
de kledingstuk
A
le vêtement
19
Q
hésiter
A
twijfelen
20
Q
twijfelen
A
hésiter
21
Q
un peu
A
een beetje
22
Q
een beetje
A
un peu
23
Q
vraiment
A
echt, werkelijk
24
Q
echt, werkelijk
A
vraiment
25
sportif, sportive
sportief
26
lelijk
moche
27
moche
lelijk
28
branché (e)
hip, in de mode
29
hip, in de mode
branché (e)
30
sportief
sportif, sportive
31
l'anniversaire m
de verjaardag
32
de verjaardag
l'anniversaire m
33
d'abord
eerst
34
eerst
d'abord
35
ensuite
daarna
36
daarna
ensuite
37
prendre rendez-vous
afspreken
38
afspreken
prendre rendez-vous
39
viens
kom
40
kom
viens
