frans hfst 1 vwo 2 B Flashcards
1
Q
la publicité
A
de reclame
2
Q
de reclame
A
la publicité
3
Q
l’entreprise v
A
de onderneming
4
Q
de onderneming
A
l’entreprise
5
Q
le métier
A
het beroep
6
Q
het beroep
A
le métier
7
Q
le salaire
A
het salaris
8
Q
het salaris
A
le salaire
9
Q
plus de
A
meer dan
10
Q
meer dan
A
plus de
11
Q
environ
A
ongeveer
12
Q
ongeveer
A
environ
13
Q
depuis
A
sinds
14
Q
vrai
A
echt, waar
15
Q
arrêter
A
stoppen
16
Q
stoppen
A
arrêter
17
Q
stoppen
A
arrêter
18
Q
hésiter
A
twijfelen
19
Q
twijfelen
A
hésiter
20
Q
montrer
A
laten zien
21
Q
laten zien
A
montrer
22
Q
décider
A
besluiten
23
Q
besluiten
A
décider
24
Q
travailler
A
werken
25
werken
travailler
26
participer à
meedoen aan
27
meedoen aan
participer à
28
il faut
je moet
29
je moet
il faut
30
le choix
de keuze
31
de keuze
le choix
32
enregistrer
opnemen
33
fonctionner
functioneren
34
également
ook
35
actuellement
op dit moment
36
l'inconvénient m
het nadeel
37
elle recoit
zij ontvangt
38
ils suivent
zij volgen
39
s'occuper de
zich bezighouden met