De zesde Meditatie Flashcards
Wat gebeurt er in de zesde Meditatie?
In de zesde meditatie bewijst Descartes de materiële werkelijkheid en zijn lichaam. Alle thema’s komen in de zesde meditatie terug. Dat is een kenmerk van een grote tekst. Het lichaam als iets materieels maakt deel uit van de mens.
Wat gebeurt er in het begin van de zesde Meditatie?
Descartes vertelt zoals altijd wat hij wil doen. Hij formuleert een hypothese: de materiële dingen bestaan. In de vijfde meditatie weet hij dat hun essentie bestaat uit kwantitatieve eigenschappen, maar hij weet dan nog niet dat ze bestaan. We zien hier subjectfilosofie. Hij kent de essentie, voordat hij de existentie weet. Het lijkt hem aannemelijk dat die dingen bestaan. Als hij bezig is met de materiële dingen dan is hij waarschijnlijk bezig met het voorstellingsvermogen.
Wat is voor Descartes een teken dat ideeën bestaan in zijn hoofd?
Er zijn dingen die ik wel kan begrijpen, maar niet kan voorstellen: bijv, een duizendhoek. Dat is voor Descartes een teken dat ideeën bestaan in de geest. Door de meetkunde toe te passen, kan hij ook eigenschappen van de duizendhoek begrijpen. Descartes heeft een idee van een duizendhoek onafhankelijk van een empirische input. We projecteren onze ideeën op de externe wereld. We abstraheren die vorm dus niet met behulp van onze zintuigen. Al de ideeën zijn door God in ons hoofd gezet. Voorstellen veronderstelt een extra inspanning van de geest, omdat de geest zich dan moet richten op iets buiten de geest.
Wat is het verschil tussen voorstellen en begrijpen?
De voorstellingskracht is niet vereist voor de essentie van het ik, in tegenstelling tot het verstand of het begrijpen. Bij begrijpen is de geest naar zichzelf gericht, de geest kan niets anders doen dan begrijpen. Hij heeft alleen zichzelf nodig, het is de natuur van de geest. Bij voorstellen is de geest naar lichamen gericht. Dus een geest die dingen niet kan voorstellen, zou nog steeds een denkend ding zijn. Maar een geest die niet kan begrijpen, niet. Als we ons iets voorstellen gebruiken we altijd materiaal dat we ontlenen van de zintuigen. De reden waarom je iets kunt begrijpen is dat het ideeën aangeboren zijn. Voorstellingen en zintuigen zijn aan elkaar gebonden.
Waarom denkt Descartes dat de ideeën over externe dingen werden beïnvloed door externe dingen?
Descartes denkt dat het bewijs van de externe dingen te maken heeft met het voorstellingsvermogen. Het voorstellingsvermogen zou de mogelijkheid voor het bestaan van de externe dingen zijn. Dit komt doordat de geest zich buiten zichzelf richt op het moment dat de geest gaat voorstellen (extra inspanning). Descartes wil hier mee bewijs voor en gaat de zintuigelijke ideeën onder de loep nemen, om te kijken of die veroorzaakt worden door externe ideeën.
Op wat voor manier grijpt Descartes in de zesde Meditatie terug tot de eerste Meditatie?
In de zesde meditatie geeft hij voorbeelden van bedrog . Bijv. torens die in de verte rond lijken, maar in het echt vierkant zijn. Hij geeft ook voorbeelden van inwendig bedrog: fantoomgedrag. Dus pijngevoelens zijn soms ook betwijfelbaar. Hij ging aan alles twijfelen, maar nu kent hij de kern van zichzelf en God. Dus hij weet dat hij niet alles in twijfel moet trekken.
Wat is het bewijs voor het bestaan van lichamen? Op welk argument berust het lichaam-zieldualisme?
Er bestaat een relatie tussen wat we ons kunnen voorstellen en de mogelijkheid van bestaan in de natuur. In de tweede meditatie heeft Descartes geconcludeerd dat hij een denkend ding is. Als ik onderscheiden van elkaar kan begrijpen dan is het tenminste mogelijk voor God om die dingen als onderscheiden te begrijpen. Als ik mijn geest kan begrijpen als een ondeelbaar ding en mijn lichaam als een deelbaar, eindig ding dan kan God dat ook scheppen.
Wanneer is het mogelijk voor God om twee gescheiden dingen te scheppen?
Als we twee dingen afzonderlijk van elkaar kunnen voorstellen, is het mogelijk voor God om die gescheiden te scheppen. Dit is het beginpunt van de traditie van voorstelbaarheid en mogelijkheid.
Waarom heeft God ons een eindig en kwetsbaar lichaam gegeven?
De ziel is onsterfelijk, maar als we ons vergissen dan komt door ons eindige intellect en onze oneindige wil. God had ons niets anders kunnen geven dan een eindig intellect. De hoeveelheid materie is onbegrensd, er zijn geen grenzen. Het betekent niet dat de afzonderlijke elementen op zichzelf eeuwig zijn. Alle levende wezens sterven: de basismaterie blijft bestaan, maar lichamen komen en gaan.
Waarom moeten zintuigelijke ideeën door iets actiefs worden veroorzaakt?
Het vermogen om te ervaren is passief. Hoe kan Descartes dan concluderen dat de externe wereld bestaat? De ideeën moeten ergens vandaan komen. De zintuiglijke ideeën moeten door iets actiefs veroorzaakt worden.
Hoe gaat Descartes onderzoeken wie de auteur van de zintuiglijke ideeën is?
Het idee van God moet minstens zoveel formele realiteit bezitten als de veroorzaker. Alleen God is de oorzaak van het idee God, alleen een perfect wezen kan zo’n idee scheppen. Descartes doet hetzelfde met de zintuiglijke ideeën. De oorzaak moet minstens zoveel formele realiteit bezitten als de ideeën zelf (of nog meer).
Waardoor worden ideeën veroorzaakt?
Ideeën worden veroorzaakt door substanties. Die substantie moet minstens zoveel (formele en objectieve) realiteit hebben als het idee zelf.
Waar zien we een duidelijke herhaling van de tweede meditatie en wat voegt hij hieraan toe?
Descartes wil kijken hoe hij vroeger dacht over de externe dingen en hoe hij nu denkt (dit heeft hij ook in de tweede meditatie gedaan). Descartes ging er vanuit dat er lichamen waren en de invloed op zijn lichaam: honger, dorst, etc. Het gaat nu niet meer alleen over kleuren, geuren, etc. maar ook over gevoelens. Door externe objecten worden we op een prettige en een onprettige manier beïnvloed.
Waarom is het voor God ook mogelijk om Descartes zonder lichaam te scheppen?
Lichamelijkheid is niet iets dat perse bij existentie van Descartes als denkend ding behoort. Het is namelijk ook mogelijk voor God om Descartes als denkend ding te scheppen. Mijn essentie bestaat eruit dat ik een denkend ding ben. Het is wel mogelijk dat ik als denkend ding gekoppeld ben aan een lichaam. Dat je lichaam en ziel apart kunt denken, kunnen deze ook afzonderlijk van elkaar geschapen worden. Dus een geest kan ook zonder lichaam bestaan. Dus de ziel kan op zichzelf bestaan (argument voor het christendom en de onsterfelijke ziel). Hij heeft dus een helder en welonderscheiden idee van de ziel en het lichaam.
Waar komen mijn ideeën van de natuur vandaan?
Van een substantie die van Descartes verschilt, waarin alle formele realiteit zit.