De tweede Meditatie Flashcards
Wat gebeurt er in de tweede Meditatie?
Descartes gaat steeds dieper twijfelen en zijn twijfels worden steeds radicaler. Hij gebruikt een metafoor van een draaikolk. Om uit die draaikolk te komen, moet Descartes omhoog. Hij is geen scepticus, daar moet hij uit zien te komen.
Welke tweede metafoor komt naar voren in de tweede Meditatie?
Archimedes: hij is op zoek naar een punt van zekerheid. Het is een axiomatische stelling: het uitgangspunt van zekerheid waaruit men meerdere zaken kan afleiden. Het is vanuit premissen nieuwe waarheden afleiden. Het kan ook een methodologisch argument zijn. Als je iets met zekerheid weet, wordt dat de maatstaf om andere zaken met zekerheid te weten.
Wat is de conclusie uit de eerste Meditatie?
Je kunt niets zeker weten. Descartes geeft een lijst van dingen waar je aan kan twijfelen. Hij begint met de zintuigen. Ook aan de primaire eigenschappen kunnen we twijfelen; uitgebreidheid, vorm, beweging en plaats. Het enige dat misschien waar is, is dat er niets zekers bestaat.
Waarom veronderstellen de Meditaties het subject?
Hij keert zich terug tot zichzelf. Descartes veronderstelt al vanaf het begin dat er een ik is en in de derde alinea bewijst hij die ik. Daarom begint de vierde alinea met ‘ik’.
Hoe bewijst Descartes dat hij bestaat?
Descartes vertrekt vanuit de gedachte dat hij gedachten heeft. Hij wil op zoek gaan naar de oorsprong van zijn ideeën. Hij zou de schepper van zijn gedachten zijn, maar als dat zo is dan is hij toch ook iets? Maar hoe kan ik zeggen dat ik iets ben, als ik geen zintuigen of lichaam heb? Er is een kwade geest die mij opzettelijk bedriegt, maar hij kan niet van mij afnemen dat ik iets ben. Zodra ik denk, ben ik.
Waarom is cogito ergo sum geen gevolgtrekking?
Als je hier een syllogisme van maakt, neem je de geldigheid van de logica aan. Maar in de eerste Meditatie heeft Descartes de wiskunde in twijfel genomen. Een intuïtie is dus een beter alternatief. Daarom zegt hij in de Meditaties: zodra ik ben, besta ik. Deze uitspraak is waar zodra deze in mijn geest gedacht wordt.
Waar zien we een herhaling van de eerste meditatie?
Descartes gaat opnieuw mediteren en zich bevrijden van zijn vooroordelen. Alles wat hij vroeger voor waar aannam, trekt hij nu in twijfel. De visie over de mens die hij beschrijft is de Aristotelische visie. De mens heeft een lichaam en is een bezield wezen. De materie en vorm zijn met elkaar verbonden. Wat hij vroeger dacht is dat hij een lichaam heeft, hij zijn zintuigen kan vertrouwen (Ari’s empirie) en dat er de drie zielen zijn. Dit is wat hij mee heeft gekregen op zijn opleiding en hij wil afstand nemen van die visie. Descartes houdt alleen de rationele ziel over. Het lichaam is iets dat wordt waargenomen. Descartes zegt ook dat het lichaam geen kracht heeft om zichzelf te bewegen, ervaren of te denken. Dit zijn activiteiten van de ziel.
Hoort ervaren volgens Descartes bij de essentie van de mens?
Nee, de mens is een denkend ding. We hebben het hier over fantaseren en voorstellen. Descartes probeert te begrijpen of dit bij zijn essentie hoort. Zijn conclusie is dat het voorstellen niet helpt bij het ontdekken van de essentie van het ik. Wat hij ervaart en voorstelt kan een illusie zijn, maar dat hij ervaart en voorstelt dat is zeker. Het ervaren en voorstellen behoort dus ook tot het denkend ding. Het verschil tussen de inhoud en de activiteit is dus een belangrijk verschil.
Wat is er problematisch aan de natuur van het ik?
Descartes wil weten wat de natuur van de geest. Wat essentieel is, kan niet worden onderscheiden van het ik. Dat ik ben die twijfelt, begrijpt en wil is zo vanzelfsprekend dat we er niet aan kunnen twijfelen. Wat problematischer is, is dat hij ervaren en voorstellingen wil toeschrijven aan de ziel. Wat niet in twijfel kan worden getrokken is het feit dat wij ervaren. Er zijn dingen die aan ons verschijnen, dat kan niet onwaar zijn. Ik neem dingen waar alsof ze buiten mij bestaan, kan niet onwaar zijn. Hetgeen onwaar kan zijn, is dat die dingen buiten mij bestaan.
Waarom kennen we de ziel beter dan het lichaam?
We weten in de tweede Meditatie nog niet dat we een lichaam hebben. We hebben wel een idee van het lichaam. Hoe kunnen we de natuur van het lichaam begrijpen? Niet door ervaring. Bovendien komt Descartes tot de conclusie dat we alles begrijpen middels de geest, dus die geest kennen we beter dan het lichaam.
Leg het voorbeeld met het stukje bijenwas uit.
Zouden we het voorstellingsvermogen kunnen gebruiken om het lichaam/stukje was te gebruiken? Ik weet dat er een transitie is tussen een solide stuk was naar een gesmolten stuk was. Er is geen manier dat ik al die tussengradities van het stukje was kan doorlopen. Hoe kan ik dan concluderen dat het stukje was hetzelfde stukje was is dat van vorm is verandert. Ik kan dat alleen met mijn denken doen.
Wat concludeert Descartes over het lichaam aan de hand van het stukje bijenwas?
De eerste conclusie: de natuur van het lichaam wordt gekend noch door de zintuigen noch door ervaring of voorstelling, maar door de geest. Je hebt een ik dat kan denken, ervaren en voorstellen. Als je de natuur van het lichaam wil kennen, welke van deze vermogens is dan het meest betrouwbaar. Als je niet kan denken dan denk je dat het stukje was is verdwenen. Als je alleen op ervaring kunt vertrouwen, moet je denken dat het stukje plaats heeft gemaakt voor een ander stukje. Maar met voorstellingen kun je ook niet alle stappen doorlopen. Je kunt alleen op je rationele denken vertrouwen. Met het denken bedoelt Descartes alleen het vermogen om te begrijpen als het aankomt op het kennen/begrijpen van het stukje was.
Wat zijn de twee belangrijkste begrippen van de Meditaties?
Helder en welonderscheiden. Dit is het waarheidscriterium van Descartes. Iets is waar als het door mij op helder en welonderscheiden manier kan worden begrepen.
Is denken altijd bewust?
Descartes zegt dat de essentie van de ziel het denken is en dat denken altijd bewust is. Iedere keer dat we ons iets afvragen, is dat bewust. We worden ons bewust van ons eigen bestaan. Met de denkactiviteiten waarmee we begrip (willen) krijgen op de werkelijkheid, krijgen we een bevestiging van ons bestaan. Hierdoor denkt hij dat we de essentie van de geest beter kennen dan de essentie van het lichaam. Iedere keer als ik iets wil kennen, krijg ik een bevestiging van mijn essentie in het denken.
Wat concludeert Descartes aan het eind van de tweede Meditatie?
Aan het einde van de tweede meditatie weet hij niet of lichamen bestaan, maar wel dat de geest bestaat uit het denken.