De derde Meditatie Flashcards

1
Q

Wat gebeurt er in het begin van de derde Meditatie?

A

Descartes legt per Meditatie uit wat hij gaat behandelen. Hij herhaalt ook de conclusie van de tweede Meditatie, namelijk dat hij een denkend ding is. Hij wil uitleggen waarom hij ervaringen en voorstelling toevoegt aan het denkende ding. Dit doet hij omdat ervaringen en voorstellingen gebaseerd zijn op de externe wereld. We gebruiken elementen uit onze ervaringen die we koppelen aan onze voorstellingen. Als de externe wereld niet bestaat, waarom is het denkend ding dan wel iets dat ervaart en voorstellingen. Descartes maakt een onderscheid over het feit dat je ervaringen en voorstellingen hebt daar kun je niet aan twijfelen, je kunt slechts twijfelen aan de inhoud (het bestaan van de objecten buiten ons).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg de analogie tussen Descartes en Archimedes uit.

A

Descartes had een analogie naar Archimedes gemaakt. Hij is op zoek naar een vast punt. Een vast punt heeft twee betekenissen: axiomatisch (afleiding van wiskunde): premissen over de werkelijkheid of methodologisch; als je een waarheid hebt dan heb je een maatstaf, het vormt een criterium van waarheid. In de derde meditatie legt Descartes de nadruk op de tweede definitie. Het waarheidscriterium van Descartes is dat iets waar is al je het helder en welonderscheiden kunt inzien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke drie vormen van ideeën onderscheid Descartes?

A
  1. Wilsuitingen.
  2. Aandoeningen.
  3. Oordelen: wat ik zie bestaat in de werkelijkheid (problematisch).

Dit zijn classificaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom zijn oordelen problematisch?

A

Dat ik een idee heb is een feit, maar of er daadwerkelijk externe objecten zijn dat is een oordeel en dat is twijfelachtig. Dus alleen oordelen kunnen onwaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de drie vormen van de genealogie van de ideeën (de mogelijke oorsprong)?

A
  1. Aangeboren ideeën: komen nergens anders vandaan dan uit mijn eigen natuur. Dit onderscheid rationalisme en empirisme. Het is bijvoorbeeld dat je weet wat een ding is, wat waarheid is en wat denken is. Niemand heeft me dat geleerd, het zijn dus aangeboren ideeën. Afhankelijk van de wil.
  2. Verworven ideeën: alle dingen die van buitenaf lijken te komen, waarnemingen. Niet afhankelijk van de wil.
  3. Zelfgemaakte ideeën: dingen die zijn verzonnen. Afhankelijk van de wil, ik kan de externe objecten niet veranderen die zijn niet afhankelijk van mijn wil. Ik kan niet kiezen om geen pijn te voelen. Maar ik kan er wel voor kiezen op grond van mijn wil om dingen te verzinnen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het criterium voor de ideeën?

A

Het eerste criterium is dat het afhankelijk is van de wil of niet. Afhankelijk van de wil kan ik weten of de externe dingen bestaan of niet, maar daar heeft hij te weinig grond voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Is het voldoende om te concluderen dat de ideeën een externe oorzaak hebben?

A

Nee, ze zijn niet afhankelijk van zijn wel. Als hij droomt betekent dat hij ook dingen zonder zijn wil kan voorstellen. Hij kan niet uitsluiten dat hij geen vermogen heeft om zelf ideeën te maken, zonder er bewust van te zijn. Hij heeft dus nog niet genoeg evident bewijs om te zeggen dat het zo is. Hij heeft zekerheid nodig dat er een God bestaat die hem niet bedriegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg het voorbeeld van kijken naar de zon uit.

A

Als je naar de zon kijkt zie je slechts een kleine lichtbol, maar als hij naar de natuurkunde kijkt weet hij dat het anders in elkaar zit. Hij heeft twee inzichten over een ding. Hoe kan hij weten welke van de twee waar is? Het punt is dat de zon een klein lichtbol lijkt, maar hij heeft ook het idee dat de zon iets groots is. Hij weet dat hij niet voldoende grond heeft, dat zijn idee op externe dingen lijken. Dat wat je zeker weet, weet je met zekerheid van een illuminatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een substantie?

A

Datgene wat op zichzelf bestaat. Een substantie heeft bepaalde attributen (accidenten). Een substantie is meer dan een accident. Een accident is veranderlijk en een substantie blijft hetzelfde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent formele realiteit?

A

Iets dat een ding bezit op basis van zijn eigen bestaan buiten de geest. Het ontologische gehalte van een ding zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is objectieve realiteit?

A

Objectieve realiteit is de inhoud van een idee. Ideeën moeten altijd door iets veroorzaakt worden, ze zijn passief. Dat ding waar het idee vandaan komt heeft een formele realiteit. Hetgeen een ding tot ding maakt. Een idee moet door iets worden veroorzaakt en datgene wat het veroorzaakt moet zoveel inhoud bezitten dat het ook iets anders kan veroorzaken. Stel ik heb een ijzeren bal en die doe ik in een emmer warm water. Het object kan warmte ontlenen van het water, maar het object kan nooit warmer worden dan het water. Een idee kan dus ook niet meer inhoud hebben dan hetgeen het idee veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kunnen ideeën door andere ideeën veroorzaakt worden?

A

Dat kan volgens Descartes niet, want je moet ergens op zoek gaan naar een archetype (Plato; de Ideeënwereld, iets buiten ons). We kunnen niet alleen ideeën door middel van andere ideeën verklaren, ergens moet een oorzaak zijn dat geen idee is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het doel van de derde Meditatie?

A

Een manier te vinden om het solipsisme te ontsnappen. Er moet iets zijn dat buiten Descartes’ geest bestaat. Hoe doet hij dat? Hij bestaat en heeft ideeën. Hij wil kijken of er minstens een idee is, door iets anders is bedacht. Hij heeft drie soorten ideeën bedacht, maar is het niet zo dat alle Ideeën door Descartes zijn bedacht? Dus hij moet op zoek naar een idee waarvan hij zelf niet de auteur is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is God/het Godsbewijs?

A

God is een oneindige, almachtige, alwetende substantie. Descartes kan zelf de oorzaak zijn van het idee over zichzelf, lichamelijke en onbezielde zaken, anderen mensen. Maar met God zit het anders. Descartes heeft niet voldoende formele realiteit om de oorzaak te zijn van het idee van God. Hij is zelf niet perfect genoeg, om iets perfects te kunnen scheppen. Het idee van het God is het meest heldere en welonderscheiden idee van alle ideeën die hij bezit. Misschien ben ik wel potentieel volmaakt? Dat klopt niet, want potentie impliceert al definitie van volmaakt zijn. Potentie is iets dat je nog niet bent. Volmaakt zijn, moet je altijd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Van welk idee is Descartes dus niet de auteur?

A

Descartes heeft een idee gevonden, waarvan hij niet zelf de auteur kan zijn (God). Dat ene idee moet een externe oorzaak hebben. Maar door dat ene idee is Descartes niet alleen op de wereld. Zijn eigen idee (God) heeft hij in Descartes gedrukt. God is ook goed, dus hij wil Descartes niet bedriegen. Maar hoe kan Descartes zich dan nog vergissen. Dit is een toegevoegde meditatie, waarin hij wil uitleggen hoe het komt dat we ons soms nog vergissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk tweede bewijs geeft Descartes voor God?

A

Tijd is een opeenvolging van nu. Er is iets nodig om er voor te zorgen dat wat er nu bestaat ook later bestaat. Descartes vraagt zich af of hij de oorzaak is van de continuïteit van tijd. Hij is dat niet, als hij die kracht zou bezitte, zou hij ervan bewust zijn. Ik zou dat weten, want denken is altijd bewust denken. God is niet alleen de eerste oorzaak van zijn bestaan, maar ook voor het in stand houden van het bestaan. De conclusie is dat God bestaat en dat God Descartes heeft geschapen en de werkelijkheid heeft getekend net als een kunstenaar. De aangeboren ideeën van God heeft God in ons gezet. God bestaat en God is geen bedrieger.

17
Q

Welke ideeën wil Descartes onderzoeken om aan het solipsisme te ontsnappen?

A

Het idee over zichzelf, God, lichamelijke en onbezielde zaken (engelen) en van anderen mensen. Heeft Descartes voldoende formele realiteit om de auteur van deze ideeën te zijn. Descartes wil onderzoeken of hij zelf de veroorzaker kan zijn van lichamelijke objecten. Daarvoor moet hij kijken naar wat de inhoud van die ideeën is (objectieve realiteit).

18
Q

Wat zegt Descartes secundaire eigenschappen?

A

Hij introduceert het begrip materiële onwaarheid: het feit dat een idee en een ding niet op de werkelijke manier kan worden vastgesteld. Dat wat hij geleerd heeft van het stukje was is dat er een aantal eigenschappen zijn die lichamelijke dingen lijken te hebben, maar die ze niet hebben. Dit is een uitgangspunt om te concluderen dat het niet noodzakelijk is om te concluderen dat er een externe bron is. Als ze geen dingen voorstellen, betekent het dat het uit niets voorkomt. Die ideeën hebben zo weinig realiteit, dat ik geen reden heb om aan te nemen dat het idee van secundaire kwaliteiten op iets extern lijkt. Hij vraagt zich af of de secundaire kwaliteiten door iets anders zijn veroorzaakt.