De vijfde Meditatie Flashcards
Welke manier gebruikt Descartes om het bewijs van God te versterken?
Hij vertrekt vanuit het aangeboren idee en bewijst op die manier het bestaan van God. Als ik God niet zou kennen, zou ik geen zekere kennis hebben. Descartes wil God nog een keer bewijzen, zodat zijn bewijs nog evidenter is.
Wat gebeurt er in het begin van de vijfde Meditatie?
Descartes begint wederom met een klein programma over de gehele tekst. Van God weet Descartes al dat hij volmaakt is. Maar eerst wil hij weten of er ook een externe wereld bestaat. In deze Meditatie zal hij meer zeggen over de natuur van God dan over de materie2le dingen.
Waarom kan de representatie van een idee onwaar zijn (dus onze oordelen)?
Als ik een oordeel formuleer: de appel is rood, kan dat fout zijn. Dat de appel aan mij verschijnt als rood kan niet onwaar zijn. Corresponderen mijn ideeën daadwerkelijk met de dingen buiten mij? Ik heb ideeën van externe dingen en ik wil kijken welke helder en welonderscheiden zijn. Zijn criterium van waarheid uit de vierde meditatie past hij hier toe.
Waarom zijn de Meditaties een rationeel manifest?
Descartes verwijst vaak naar Plato. In de vierde alinea verwijst hij naar de dialoog van Meno (over het ophalen van aangeboren ideeën). Er zijn geen nieuwe dingen om te leren, kennis is een soort herinneren. Kwantitatieve eigenschappen zijn volgens Descartes onderdeel van de natuur. Het zijn aangeboren ideeën.
Welk idee verstaat als essentie existentie?
God. Ideeën hebben essenties, maar ik kan niet zomaar concluderen dat alles existeert. God is de enige waarvan de essentie existentie veronderstelt. Maar voor de andere dingen geldt dat ze geen existentie veronderstellen. Dus Descartes heeft meer nodig om het bestaan van de externe dingen te bewijzen.
Gebruik het voorbeeld van de driehoek om aan te tonen hoe Descartes geometrische ideeën bewijst.
Een geometrisch idee is helder en welonderscheiden. De essentie en de natuur van een driehoek is onveranderlijke en eeuwige vorm die niet door mij verzonnen is en niet afhankelijk is van mijn geest. Aangeboren ideeën zijn onveranderlijk, je kunt er niets aan aftrekken of toevoegen. Ze komen niet onverwachts in mij op, ik moet kiezen om erover na te denken. De inhoud van het idee is echter niet afhankelijk van mij wil. De essentie is niet geest afhankelijk. Het feit dat je aan het idee denkt, houdt in dat het op dat punt wel afhankelijk is van de wil. Die eigenschap is er al, die kun je ontdekken. Iets verzinnen is iets anders, dan iets natuurlijks ontdekken. Als je een theorie van Pythagoras leert, dan ga je de eigenschappen die al bestaan van de driehoek ontdekken. Als je iets uitvindt, dan bedenk je iets dat vroeger nooit bestond. Die meetkundige figuren zijn niet verzonnen, we kunnen die eigenschappen leren en ontdekken. Het zijn dingen die we al wisten, maar het is kennis die we weer naar boven moesten brengen.
Welk argument geeft Descartes waaruit blijkt dat meetkundige figuren niet uit de empirie komen?
Eigenschappen van figuren als een gylligo (duizend hoeken) kan ik niet herleiden uit de ervaring. Ik kan eigenschappen bedenken. Ik zie dat op een helder en welonderscheiden manier in. In het tweede deel van de alinea kijkt hij terug op zijn twijfelexperiment, omdat hij daar ook twijfelde aan de wiskunde. Die hield hij vroeger ook aan voor de meest helderste. Pas in de derde stap trekt hij die wiskunde in twijfel en daarvoor heeft hij de kwade geest nodig. Hij moest meer moeite doen om die in twijfel te trekken.
Wat zegt Descartes wel over een driehoek en wat zegt hij niet?
Een driehoek heeft drie hoeken die samen 180 graden zijn. Alle eigenschappen die hij begrijpt zijn reëel. Het zijn dingen die Descartes noodzakelijkerwijs begrijpt. Hij zegt echter niks over de existentie: hij zegt dus niet dat een driehoek daadwerkelijk buiten hem bestaat.
Wat is de mogelijke objectie van Descartes over het bewijs van het bestaan van God?
Kan Descartes eigenlijk vaststellen dat God existeert? Hij kan ook het idee hebben dat God existeert, maar in werkelijkheid existeert God misschien niet. Kan Descartes dan concluderen dat God bestaat? Mijn denken kan geen noodzaak aan de dingen opleggen. Hoe weet Descartes dan dat hij niet fantaseert?
Wat is Descartes’ ontkrachting op zijn eigen objectie?
God kan nooit losgedacht worden van zijn bestaan en daarom bestaat God. Het is noodzakelijk dat God bestaat en de noodzakelijkheid van God ligt alleen begrepen in God zelf. De essentie van God dwingt mij om dit te beseffen. Ik kan God niet anders denken dan bestaand, dit is onvermijdelijk. Er is iets eigen aan God. Als volmaakt wezen dwingt hij Descartes te concluderen dat hij bestaat, anders zou hij niet volmaakt zijn.
Hoe zit het met mensen die het bestaan van God niet erkennen?
Als God volmaakt is, moet hij bestaan. Als je een idee hebt van een volmaakt wezen, dan moet die ook bestaan. Maar dat God inderdaad volmaakt is, heeft Descartes niet bewezen. Aangeboren ideeën zijn deels afhankelijk. Het is niet noodzakelijk dat ik denk aan het idee van God. Maar als ik wil denken aan God, dan zie ik noodzakelijkerwijs dat God volmaakt is. Dus we hebben allemaal een aangeboren idee van God. Maar er zijn mensen die dat idee nooit te voorschijn halen. Als je dat doet zie je meteen dat het zodanig essentie existentie impliceert. Als je het helder en welonderscheiden hebt ingezien, zul je het ook gewoon absoluut zeker kennen.
Wat is de link tussen God en Plato?
Dat God bestaat is volgens Descartes absoluut zeker. Dit is weer een koppeling naar Plato. De zon staat symbool voor het goede. De vijfde meditatie is een verwijzing naar het rationalisme en Plato. God is het hoogste symbool, net als het licht, dat kennis mogelijk maakt.
Op welke manier zorgt het bewijs van God voor zekere kennis?
Doordat ik weet dat God bestaat, kan ik vertrouwen op inzichten die ik in het verleden heb ingezien. Als ik een inzicht niet meer heb, ik weet bijv. niet meer hoe ik de stelling van Pythagoras moet toepasen, hoef ik er niet aan te twijfelen. Als ik iets helder en welonderscheiden inzie, is het zeker. God bedriegt namelijk niet. De kennis van God en de kennis die afhankelijk is van God (kennis middels aangeboren ideeën) is absoluut zeker.
Wat zegt Descartes over het idee van God?
Het bestaan van God kun je niet scheiden van zijn existentie: de existentie is deel van zijn essentie. Existentie is een eigenschap die volmaakt is, dus als God een volmaakt wezen is moet hij de eigenschap existentie bezitten. (Daarnaast moet het bestaan van God minstens dezelfde zekerheid als die van de wiskunde hebben: 2+2=4).
Wat is de conclusie van de vijfde meditatie?
Descartes weet nog niet of de materiële werkelijkheid bestaat, maar hij weet dat de aangeboren ideeën waar zijn.