complexe overerving Flashcards

1
Q

Genetische variatie door:

A

SNP’s,
diploid genoom,
recombinatie (meiose),
CNV’s (copy number variation),
inversies,
repeats en epigenetica

kan normaal zijn of leiden tot ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gevolg verandering genoom

A

Verandering in genoom–> ziekte door verandering in:
- hoeveelheid (deletie of duplicatie/ gain) of in
- functie van het gen of eiwit (translocatie, inversie, insertie, missense, frameshift, nonsense met stopcodon, nonsense-mediated decay, effect op splicing of gain of functie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

numerieke chromosomale afwijkingn

A

De meeste numerieke chromosomale afw zijn niet erfelijk (behalve gebalanceerde translocaties)

Down: trisomy 21
Klinefelter: XXY
Turner: X0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom hebben veel mensen Genetische aandoeningen

A

Genetische aandoeningen zijn zeldzaam maar omdat er zoveel soorten zijn hebben heel veel mensen het,

> 300 miljoen nu zeldzame genetische aandoening

Voor >95% is er geen FDA goedgekeurde behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

autosomaal dominant

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verlaagde penetrantie:

A

als je als heterozygoot alsnog (lichte) kenmerken/ symptomen hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mosaicisme:

A

mutatie ontstaat ergens in embryonale ontwikkeling–> niet alle cellen aangedaan

plaatje hier mozaiek rode en grijze cellen–> maar een deel hersenen heeft afwijking

Mosaicisme kan ook alleen zitten in eileiders of kiembaan bijv–> kind wel aangedaan maar bij ouders in bloed niet aan te tonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

variatie in fenotype en genotype

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

autosomaal recessief

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

genetica van CF

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

X-linked recessieve aandoeningen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

X-linked dominante aandoeningen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Consanguiniteit

A

geeft verhoogd risico AR aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Anticipatie en fragiele X syndroom

A

het steeds langer worden van een repeat expansie

Bij >200 krijg je fragiele-x-syndroom want dan pas het gen uitgezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mozaiek met X’en

A

Er wordt altijd standaard 1 X uitgezet dus je ziet altijd een soort mozaiek van de verschillende X-en die tot expressie komen–> afh van welk weefsel enzo verschilt het gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Y-gebonden overerving

A
17
Q

5 typen genetische aandoeningen

A

Mitochondriën erven maternaal over want zitten in eicel en hebben eigen DNA

18
Q

genomische imprinting

A
19
Q

Heteroplasmie

A

verschillende typen mito DNA in 1 cel

20
Q

silver russel syndroom

beckwith wiedemann syndroom

A
21
Q

disease threshold

verschil monogenic, near-monogenic en oligopenic/ polygenic

A
22
Q

Epigenetische modificatie

A

acti en inacti genetisch materiaal bepaald door methylatie & acetylatie

Imprintingsdefect: 2x chromosoom van 1 ouder bijv

23
Q

Complexe aandoening

A

erfelijke + omgeving + leefstijl factoren combi,

komen vaak voor: combi van veel mutaties met elk een zwak effect

24
Q

GWAS

A

genome wide association study:

testen of een ziekte-gen en een SNP (of een andere variant) samen meer voorkomen dan te verwachten op basis van kans

Lat gelegd op 10^-7 want voor multiple testing is een correctie nodig

25
Q

nature of nurture en hoe kan je dit testen

A
26
Q

Mendeliaanse overreving

A

1 ziekte-allel op 1 locus –> de aandoening

27
Q

Multifactoriele aandoening

A

bijv DM

28
Q

Pleiotropie:

A

1 mutatie kan >1 fenotypisch effect geven

29
Q

X-inactivatie

A

vrouw minder aangedaan door foutjee op 1 van haar X’en door compensatie door de goede X

30
Q

deletie
insertie
translocatie
inversie
promotor disruptie
mRNA fout
splicing fout
frameshift
stopcodon

A