Chapter 8 Flashcards
Waarin onderscheidt voedingsgedrag zich van andere gezondheidsgedragingen zoals roken?
Voldoende eten en drinken is noodzakelijk om gezond te blijven. Voor roken geldt het tegenovergestelde, roken is geen noodzakelijkheid. Zonder eten en drinken kan een mens slechts een (zeer) beperkte tijd overleven. Wát we eten is ook van belang. De samenstelling en hoeveelheid van onze dagelijkse voeding is van invloed op de lichamelijke groei, de weerstand tegen bijvoorbeeld virusinfecties, het risico op chronische aandoeningen als hart- en vaatziekten, bepaalde vormen van kanker en suikerziekte.
Voedingsgedrag is principieel verschillend van veel andere gezondheidsgedragingen. Als we even terugdenken aan de onderwerpen van hoofdstuk 7, kan dit wellicht duidelijk worden gemaakt. Laten we voedingsgedrag vergelijken met roken. Roken wordt in de gezondheidspsychologie meestal als een dichotoom gedrag beschouwd: je rookt wel of je rookt niet, wel roken is slecht voor de gezondheid, en de aanbeveling is dan ook om te stoppen met roken. Bij voeding ligt het niet zo eenvoudig. Van stoppen met voeding ga je dood, maar door onbeperkt en overdadig te eten verhoog je ook de kans dat je vroegtijdig sterft. Voeding is niet een dichotoom gedrag, maar eten doe je in meer of mindere mate en op zeer veel verschillende manieren.
In hoeverre kan eten of voedingsgedrag als één op zichzelf staand gedrag worden beschouwd? Welke gevolgen heeft dit voor de aanbevelingen voor gezonde voeding?
Eten is eigenlijk een veelheid van verschillende gedragingen. Een mens eet geen voeding, maar een verscheidenheid aan levensmiddelen, die op verschillende manieren worden bereid en gecombineerd. Die verschillende combinaties van levensmiddelen bestaan uit een groot aantal voedingsstoffen, die in bepaalde hoeveelheden en verhoudingen de gezondheid kunnen bevorderen maar in andere hoeveelheden de gezondheid juist schade kunnen berokkenen.
Daarnaast bestaat voedingsgedrag ook uit hele verschillende soorten gedrag. Denk bijvoorbeeld aan kopen van voedingsproducten, het bewaren en verwerken ervan, het koken ervan, enzovoort. Allemaal verschillende gedragingen die allemaal ook weer heel breed kunnen zijn (koken kan bijvoorbeeld ook weer op zeer veel manieren)
Omdat voedingsgedrag eigenlijk een gecompliceerde combinatie van gedragingen is, zijn de aanbevelingen voor een gezonde voeding niet eenvoudig. Er is bijvoorbeeld geen lijst van voedingsmiddelen die voor een gezonde voeding vermeden moeten worden. Eigenlijk is niet één voedingsmiddel taboe, maar er zijn ook nauwelijks voedingsmiddelen waarvoor geldt: hoe meer hoe beter.
Aanbevelingen voor een gezonde voeding worden dan ook slechts beperkt gedaan in termen van voedingsmiddelen (zoals groente, brood, vlees, enzovoort) maar meestal in termen van voedingsstoffen (zie ook vraag 4 t/m 6), of in termen van gedragsaanbevelingen (kook met beperkte hoeveelheid zout, gebruik olie in plaats van boter).
Welke zijn de belangrijkste voedingsstoffen?
De belangrijkste voedingsstoffen zijn in vijf groepen in te delen:
1.Koolhydraten (carbohydrates). Koolhydraten kunnen weer worden onderverdeeld in eenvoudige suikers (zoals glucose en fructose), in complexe suikers (zoals sucrose), in lactose (in melkproducten) en in zetmeel (zoals in aardappelen of rijst). Koolhydraten zijn een belangrijke bron van energie voor het menselijk lichaam. Koolhydraten kunnen maar in beperkte mate worden opgeslagen in het lichaam. Een overschot aan koolhydraten wordt in het lichaam omgezet in vet en als vetweefsel opgeslagen.
2.Vetten (lipids). Ook vetten zijn een belangrijke bron van energie. Het menselijk lichaam kan vet, in tegenstelling tot koolhydraten, bijna onbeperkt als lichaamsvet opslaan. Vetten worden op basis van de chemische constructie van vetmoleculen verdeeld in verzadigde en onverzadigde vetten. Verzadigd vet is meestal van dierlijke oorsprong (vlees, melk, boter) en is minder bevorderlijk voor de gezondheid. Voeding met een hoog gehalte aan verzadigd vet vergroot bijvoorbeeld de kans op hart- en vaatziekten. Onverzadigde vetten, en met name meervoudig onverzadigde vetten, zijn meestal van plantaardige oorsprong en hebben, zij het in beperkte mate, een gezondheidsbevorderend effect.
3.Eiwitten (proteins). Eiwitten zijn een belangrijke bouwstof voor het lichaam. Eiwitten bestaan uit ketens van verschillende aminozuren. Een aantal van die aminozuren kan het lichaam zelf aanmaken maar de rest, de zogenaamde essentiële aminozuren, moeten via de voeding worden opgenomen. Dierlijke producten zoals vlees, vis en melk zijn de belangrijkste eiwitbronnen, maar er zijn ook plantaardige producten die rijk zijn aan eiwit.
4.Vitamines. Vitamines spelen een belangrijke rol in verschillende lichaamsfuncties. Sommige vitamines zijn essentieel voor de verbranding van energie in het lichaam, andere voor het afweersysteem, voor de aanmaak van bloedcellen, enzovoort. Vaak wordt een onderscheid gemaakt in enerzijds (in) wateroplosbare vitamines zoals vitamine C en de B-vitamines en anderzijds (in) vetoplosbare vitamines zoals vitamine A en D. Het lichaam kan vitamines (vooral de wateroplosbare) slechts in zeer beperkte mate opslaan, zodat de meeste vitamines regelmatig via de voeding moeten worden opgenomen. Groenten en fruit zijn een belangrijke bron van de meeste wateroplosbare vitamines. Vetoplosbare vitamines zitten vooral in dierlijke producten. De vetoplosbare vitamines A en D worden in Nederland aan margarines en halvarines toegevoegd.
5.Mineralen. Dit zijn anorganische stoffen die zeer verschillende functies in het lichaam hebben. Het mineraal calcium is bijvoorbeeld een belangrijke bouwstof voor de beenderen. IJzer is een essentieel onderdeel van rode bloedlichaampjes en daarmee belangrijk voor het zuurstoftransport door het bloed. Mineralen komen in meer of mindere mate voor in een groot aantal voedingsmiddelen. Melkproducten zijn bijvoorbeeld de belangrijkste bron van calcium. IJzer zit in vlees, maar bijvoorbeeld ook in bladgroenten.
6.Voedingsvezel is ook een belangrijke stof in de voeding. Voedingsvezel wordt echter niet als een voedingsstof gezien. Voedingsvezel, de voor de mens onverteerbare delen van plantaardig voedsel, wordt namelijk niet door het lichaam opgenomen en dat is nu juist waarom vezel belangrijk is. Voedingsvezel stimuleert een vlotte passage van voedsel door het maagdarmkanaal en zorgt hierdoor mede voor het gezond houden van dat maagdarmkanaal.
Hoe luiden de aanbevelingen voor goede voeding in Nederland? Zoek uw antwoord op de RIVM-website Volksgezondheidenzorg.info (zoekterm: voeding volwassenen richtlijnen).
Volksgezondheidenzorg.info
Op de website van het RIVM zijn de Richtlijnen Goede Voeding weergegeven zoals die zijn vastgesteld door de Gezondheidsraad (2015):
* Eet volgens een meer plantaardig en minder dierlijk voedingspatroon conform de onderstaande richtlijnen * Eet dagelijks ten minste 200 gram groente en ten minste 200 gram fruit
- Eet dagelijks ten minste 90 gram bruin brood, volkorenbrood of andere volkorenproducten
- Eet wekelijks peulvruchten
- Eet ten minste 15 gram ongezouten noten per dag
- Neem enkele porties zuivel per dag, waaronder melk of yoghurt
- Eet een keer per week vis, bij voorkeur vette vis
- Drink dagelijks drie koppen thee
- Vervang geraffineerde graanproducten door volkorenproducten
- Vervang boter, harde margarine en bak- en braadvetten door zachte margarine, vloeibaar bak- en braadvet en plantaardige oliën
- Vervang ongefilterde door gefilterde koffie
- Beperk de consumptie van rood vlees en met name bewerkt vlees
- Drink zo min mogelijk suikerhoudende dranken
- Drink geen alcohol of in ieder geval niet meer dan één glas per dag
- Beperk de inname van keukenzout tot maximaal 6 gram per dag
- Het gebruik van voedingsstofsupplementen is niet nodig, behalve voor mensen die tot een specifieke groep behoren waarvoor een suppletieadvies geldt
Hoe hangt een tekort aan voedingsstoffen samen met gezondheid?
Een tekort aan vitamine A kan tot een verminderd gezichtsvermogen en zelfs tot blindheid leiden. Een tekort aan vitamine D kan tot broze of onderontwikkelde botten leiden en een ijzertekort heeft bloedarmoede tot gevolg. In veel ontwikkelingslanden zijn de gevolgen van voedingstekorten nog steeds de belangrijkste voedingsgerelateerde problemen. Een tekort aan voedingsstoffen leidt daarnaast ook tot algehele ondervoeding met als gevolg onder meer een verminderde weerstand tegen allerlei ziekten. Naast te weinig voeding speelt in ontwikkelingslanden ook het probleem van een slechte kwaliteit voeding (bijvoorbeeld gemaakt met besmet water), en een te eenzijdige voeding (doordat men slechts beschikking heeft over een beperkt aantal voedingsmiddelen).
Hoe hangt een teveel aan voedingsstoffen (wat de westerse wereld beschouwt als ongezonde voeding) samen met gezondheid?
In de Verenigde Staten en West-Europa zijn tegenwoordig de belangrijkste voedingsgerelateerde gezondheidsproblemen eerder een gevolg van een teveel aan voeding. Te veel eten, en vooral te veel (verzadigd) vet eten is gerelateerd aan een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, verhoogde bloeddruk, overgewicht, bepaalde vormen van kanker en type II (ouderdoms) diabetes mellitus. Een te hoge inname van keukenzout (natriumchloride) vergroot de kans op een verhoogde bloeddruk en het te veel en te vaak eten van suikerhoudende voedingsmiddelen bevordert tandbederf en vergroot de kans op overgewicht.
In hoeverre is er in de westerse landen sprake van te weinig inname van bepaalde voedingsmiddelen en is er daarbij een relatie met gezondheid?
Er zijn voedingsmiddelen en voedingsstoffen waarvan in de westerse wereld (waaronder Nederland) te weinig wordt gegeten. De groente- en fruitconsumptie is relatief laag in Nederland. Deze plantaardige voedingsmiddelen die weinig vet bevatten en veel vezels, vitamines en mineralen, zouden een beschermende werking hebben tegen bepaalde vormen van kanker en hart- en vaatziekten.
Hoe hangt voeding samen met lichaamsgewicht?
Wanneer iemand meer eet dan hij of zij verbrandt, zal het lichaamsgewicht toenemen. Dit leidt uiteindelijk tot overgewicht. Sommige mensen hebben meer aanleg om dik te worden dan anderen. Bij de gelukkigen onder ons, de mensen die kunnen blijven eten zonder aan te komen, past het metabolisme zich waarschijnlijk beter aan een hogere energie-inname aan.
Hoe hangt lichaamsgewicht samen met overgewicht?
Lichaamsgewicht is niet zo’n geschikte maat voor overgewicht, omdat grote mensen nu eenmaal gemiddeld zwaarder zijn dan kleine mensen. Daarom wordt als maat voor overgewicht meestal gebruikgemaakt van de verhouding tussen gewicht en lichaamslengte. De meest gebruikte maat is de quetelet-index (QI) of Body mass-index (BMI) waarvoor het lichaamsgewicht in kilo’s wordt gedeeld door het kwadraat van de lengte in meters.
Als het gaat om gewichtscontrole spelen waarschijnlijk zowel biologische factoren als ook psychosociale factoren een rol. Hoe hangen biologische factoren samen met gewichtscontrole?
Onderzoek laat met steeds meer zekerheid zien dat de biologische factor ‘erfelijke aanleg’ een rol speelt bij gewicht en het verkrijgen van overgewicht. De manier waarop erfelijkheid een rol in het gewicht speelt is beschreven in de set-point theory die stelt dat elk lichaam een ‘set’ (aanleg) gewicht heeft dat het lichaam probeert te behouden. Dat betekent dat het lichaam zich aanpast om dit gewicht te behouden: als er plotseling weinig voedingsstoffen binnen komen (dieet), zal het lichaam het metabolisme aanpassen (op een laag pitje zetten) zodat het lichaam niet van de reserves (vet of overgewicht) gebruik hoeft te maken. Dat betekent dat, nadat iemand in een beginperiode snel afvalt, het lichaam zich aanpast zodat afvallen steeds moeilijker wordt. De set-point theory verklaart overigens niet alles en de set-point van een individu is met name in de kindertijd en in de adolescentieperiode aan verandering onderhevig. Ook specifieke hormonen als insuline, ghreline en leptine en hun interactie met iemands toestand (bijvoorbeeld stress) spelen een rol
Hoe hangen psychosociale factoren samen met gewichtscontrole?
Ook psychosociale factoren spelen een rol bij overgewicht. In hoofdstuk 8 wordt een hele reeks van factoren genoemd die ervoor zorgen dat een individu meer eet, wat kan leiden tot overgewicht:
-misperceptie van het eigen gewicht
-negatieve emotie, stress & verveling (op zichzelf staand maar kunnen ook leiden tot binge eten)
-het eetgedrag van het sociale netwerk
-andere leefstijlfactoren: het consumeren van calorierijke dranken (suikerrijke of alcoholische dranken) en weinig bewegen
-de gevoeligheid van een persoon voor voedingsgerelateerde cues in de omgeving
-portiegrootte.
3.3.3.8 Hoe hangt overgewicht samen met gezondheid?
Er worden meerdere gradaties van overgewicht onderscheiden. Enig overgewicht is niet schadelijk voor de gezondheid. Extreem overgewicht (BMI > 30), men spreekt dan ook wel van obesitas of vetzucht, verhoogt het risico op een aantal chronische ziekten zoals hart- en vaatziekten, kanker en suikerziekte of diabetes mellitus (zie ook figuur).
Hoe kan overgewicht worden voorkomen en behandeld?
De meest voor de hand liggende manier om overgewicht te voorkomen of kwijt te raken, is minder te eten en/of meer te verbranden. Interventies ter vermindering van lichaamsgewicht bevelen dan ook een combinatie van veranderingen in de voeding en een toename van de lichaamsbeweging aan.
Het is belangrijk dat overgewicht al vanaf de vroege kindertijd wordt voorkomen. Een blijvend lager lichaamsgewicht lijkt alleen bereikt te kunnen worden door blijvend anders te eten en meer te bewegen. Zogenaamde Crash-diëten werken vaak alleen op korte termijn en zijn tijdelijk. Zodra men weer ‘gewoon’ gaat eten, neemt het lichaamsgewicht vaak weer snel toe.
Hoe voorkom je overgewicht op volwassen leeftijd?
Het voorkomen van overgewicht moet tijdens de kindertijd beginnen, door gezonde voeding en veel bewegen. Kinderen met overgewicht worden vaak ook volwassenen met overgewicht (zie ook figuur). Het idee dat kinderen met overgewicht daar weer gemakkelijk bovenuit groeien, klopt dus vaak niet.
Benoem de belangrijkste eetstoornissen en beschrijf welke de belangrijkste risicogroep is voor deze eetstoornissen.
Anorexia nervosa is hiervan de bekendste en wordt net als boulimia nervosa tegenwoordig beschouwd als een psychiatrisch ziektebeeld. Voor beide ziektebeelden geldt dat ze vooral voorkomen bij blanke vrouwen, vaak al op jonge leeftijd (begin adolescentie). Anorexia wordt gekenmerkt door dwangmatig lijnen en door een soms extreme daling van het lichaamsgewicht. Boulimia wordt gekenmerkt door eetbuien, waarbij in korte tijd vaak heel veel wordt gegeten, meestal gevolgd door overgeven, gebruik van laxeermiddelen of dwangmatige lichaamsbeweging, om de overmaat aan voedsel weer kwijt te raken.