Chapter 13&14 Flashcards
Beschrijf hoe mensen doorgaans reageren op het krijgen van een chronische aandoening.
Reactie op het krijgen van een chronische aandoening in meer algemene termen:
Vaak is de eerste reactie een shockreactie. Daarna past de patient vaak in eerste instantie emotionele copingreacties toe, bijvoorbeeld ontkenning of ontwijking. Ook voelt men zich in eerste instantie machteloos en niet ‘in control’. Als het goed is maken de emotionele copingstrategieen op den duur plaats voor probleemgerichte coping. Zie ook tabel 13.1 in het tekstboek voor een overzicht van veelvoorkomende reacties.
Waarin verschillen chronische en acute aandoeningen van elkaar en waarin komen ze overeen?
Verschil
Chronisch zieken en hun directe familie moeten permanente aanpassingen doen op gedrags-, sociaal, en emotioneel gebied. Bij acute aandoeningen zijn de aanpassingen meestal tijdelijk.
Duur van ziekte (hierover maakt Sarafino geen melding, maar de World Health Organisation hanteert de volgend definitie van chronische ziekte:
‘Chronical diseases are diseases which have one or more of the following characteristics: they are permanent, leave residual disability, are caused by nonreversible pathological alteration, require special training of the patient for rehabilitation, or may be expected to require a long period of supervision, observation, or care.’ (Dictionary of Health Services Management, 2d ed)
Overeenkomst
De eerste fase in het copingproces, namelijk cognitieve waardering van de situatie waaruit aanpassingstaken volgen, komt overeen.
De crisistheorie (Moos, 1982) biedt een model dat beschrijft hoe patiënten leren zich aan te passen aan een chronische aandoening. Beschrijf de essentie van deze theorie.
Volgens deze theorie hangt de aanpassing af van de copingprocessen die mensen gebruiken. Deze hangen op hun beurt weer af van ziektegerelateerde factoren, achtergrond en persoonlijke factoren, en fysieke en sociale omgevingsfactoren.
Figuur Crisistheorie (uit Sarafino & Smith, 2014)
Patiënten beginnen hun copingproces met een cognitieve waardering van de betekenis of het belang van het gezondheidsprobleem voor hun leven. Deze waardering leidt tot het formuleren van aanpassingstaken, zoals aanpassing aan de symptomen of het onderhouden van positieve relaties met familie of vrienden, en het toepassen van verschillende copingstrategieën om met veranderingen om te leren gaan.
Beschrijf de copingstrategieën die een persoon kan gebruiken bij het omgaan met een chronische ziekte.
Deze copingstrategieën omvatten (zie ook de bijgevoegde tabel)
ontkenning en minimaliseren van de gevolgen van hun situatie
informatie zoeken
het leren hoe zelf te voorzien in de behandeling en het zo veel mogelijk in stand houden van normale routines
het stellen van concrete, haalbare doelen
zoeken en aanwenden van instrumentele en emotionele steun vanuit de directe omgeving
het overdenken van de toekomst
het verkrijgen van een hanteerbaar perspectief op de toekomst wat betreft de invulling van het verdere leven en het omgaan met de chronische aandoening.
Geef een korte omschrijving van de volgende chronische ziekten die in hoofdstuk 13 van het tekstboek worden behandeld: astma en COPD, epilepsie, dwarslaesie, diabetes mellitus, artritis en reumatische ziekten, ziekte van Alzheimer.
Hieronder volgt een korte omschrijving van de diverse chronische ziekten die in hoofdstuk 13 van het tekstboek zijn gemeld:
Astma is een terugkerende, aanvalsgewijs optredende bronchusobstructie met als symptomen kortademigheid, hoesten en/of piepen door een verhoogde gevoeligheid van de luchtwegen voor allergene en niet-allergene prikkels met als resultaat een chronische ontstekingsreactie. Dit in tegenstelling tot COPD, een verzamelnaam voor de ziektebeelden chronische bronchitis en emfyseem.
Epilepsie is een storing in het functioneren van de hersenen die wordt gekenmerkt door het optreden van spontane (niet geprovoceerde) epileptische aanvallen (toevallen, insulten). Omdat de aanvallen in aard en voorkomen sterk kunnen verschillen en een breed scala aan achterliggende oorzaken kunnen hebben, is epilepsie eigenlijk niet één ziekte, maar een syndroom van diverse ziekteverschijnselen.
Dwarslaesie is een beschadiging van het ruggenmerg. Er is uitval van de geleiding van de afvoerende of motorische prikkels onder het laesieniveau en de doorgave van aanvoerende of sensibele prikkels boven het laesieniveau. De bewegingsfuncties en de waarneming van het gevoel onder het laesieniveau vallen beide uit. Een dwarslaesie kan compleet of incompleet zijn.
Diabetes mellitus is een chronische stofwisselingsziekte die gekenmerkt wordt door een te hoog glucosegehalte in het bloed dat wordt veroorzaakt door een tekort aan insuline. Er zijn verschillende vormen van diabetes. De twee meest voorkomende vormen zijn insulineafhankelijke diabetes mellitus (type I) en insulineonafhankelijke diabetes mellitus (type II).
Artritis: Reumatoïde artritis (RA) is een van de ernstigste reumatische aandoeningen. Bij RA is er sprake van chronische ontsteking in meerdere gewrichten, meestal handen en voorvoeten, die gepaard gaan met zwellingen, pijn en stijfheid. Reumatische ziekten omvatten verschillende soorten gewrichts-, spier- en peesziekten. De meest voorkomende zijn; reumatoïde artritis of chronische gewrichtsreuma, artrose en de ziekte van Bechterew.
Ziekte van Alzheimer is een veelvoorkomende vorm van dementie. De ziekte wordt gekenmerkt door achteruitgang in geheugen, aandacht en persoonlijkheid.
Beschrijf de meest voorkomende aanpassingsproblemen bij chronisch zieken.
- Fysieke problemen: men is niet in staat om te gaan met de handicap of pijn.
- Problemen op gebied van beroepsperspectieven: dit kan gaan om het bijstellen van opleidingsplannen of carrièremogelijkheden. Ook kan men problemen ervaren bij het vinden van een nieuwe baan.
- Problemen wat betreft zelfconcept: men is niet in staat tot acceptatie van het veranderde lichaamsbeeld, self-esteem en veranderde competenties.
- Problemen op sociaal vlak: men kan het verlies van bepaalde activiteiten die men niet meer kan doen, niet accepteren of ervaart problemen met het vinden van nieuwe activiteiten of met de veranderde relatie met vrienden, familie en partner.
- Emotionele problemen: men ervaart angst, depressie en kan de ziekte ontkennen.
- Problemen met het opvolgen van adviezen of behandelregime (therapietrouw).
Beschrijf de in hoofdstuk 13 genoemde meest gangbare psychosociale interventies voor mensen met een chronische ziekte.
- Informatieve interventies: het verschaffen van informatie over de ziekte, het verloop en de behandeling.
- Sociale-steuninterventies: sociale-steungroepen, onder andere met lotgenoten die dezelfde ervaringen delen. Zij kunnen emotionele en informatieve steun bieden en raad geven.
- Gedragsinterventies: hierin worden gedragstechnieken gebruikt om therapietrouw te ondersteunen (bijvoorbeeld prompts, reminders, het registeren van zelf-zorgactiviteiten, bekrachtigingstechnieken).
- Zelfmanagementprogramma’s: hierbij krijgen patiënten informatie en worden ze getraind in gedrags- en cognitieve vaardigheden (bijvoorbeeld probleemoplossende vaardigheden). Doelen zijn patiënten te ondersteunen bij het uitvoeren van het behandelregime en bij het ontwikkelen van nieuwe gedragingen en rollen die het ziektebeeld vereisen. De zelfmanagementprogramma’s worden door professionals en door lekendeskundigen gegeven.
- Spierrelaxatietechnieken en biofeedback worden veelal door psychologen toegepast om patiënten te helpen om de psychosociale factoren gerelateerd aan angst en stress en de daarbij behorende lichaamsprocessen te controleren en bij te sturen.
- Cognitieve therapie is bedoeld om patiënten te helpen hun gedachteprocessen en gedachten te corrigeren. Twee veelgebruikte technieken hierbij zijn training in probleemoplossende vaardigheden en cognitieve herstructurering.
- Interpersoonlijke en familietherapie: deze therapieën zijn bedoeld om patiënten te helpen de interactie met de sociale omgeving en de perceptie over de sociale omgeving te achterhalen en bij te sturen. Bij familietherapie worden cognitieve, gedrags- en interpersoonlijke methoden aangewend om de interactiepatronen in de familie te onderzoeken en te veranderen.
Leg uit wat de in cognitieve therapie gebruikte methoden ‘probleemoplossende vaardigheden’ en ‘cognitieve herstructurering’ inhouden en wanneer ze gebruikt zouden kunnen worden.
Bij probleemoplossende-vaardighedentraining wordt patiënten nieuwe denkstrategieën aangeleerd waarmee ze medische probleemsituaties en dagelijkse problemen kunnen overdenken en die hen helpt ze de juiste beslissingen te laten nemen om de probleemsituatie op te lossen. Deze methode wordt gebruikt als patiënten angst en andere negatieve emoties ervaren en als blijkt dat ze niet weten hoe ze moeilijkheden en problemen die ze dagelijks tegenkomen, moeten oplossen. Bij cognitieve herstructurering leert de patiënt incorrecte gedachten en percepties te onderkennen en te corrigeren. Men leert constructiever en realistischer te denken. Deze methode wordt gebruikt als de chronisch zieke en of de nabije mantelzorgers sterke gevoelens van hulpeloosheid, machteloosheid, hopeloosheid en depressie ervaren.
Beschrijf hoe mensen bij wie de prognose op dat moment niet slecht is, zich aanpassen aan een ernstige ziekte.
- Onzekerheid en het issue van sterfelijkheid zijn in de eerste periode na diagnose van een serieus levensbedreigende ziekte belangrijke issues voor een patiënt. Desondanks is men optimistisch over de toekomst en hoopt op genezing. Toekomstplannen worden met meer terughoudendheid bezien.
- Men gebruikt actieve copingstrategieën in plaats van vermijdende coping die men in beginsel vaak gebruikt.
- Men geeft aandacht aan andere zaken (bijvoorbeeld werk en vrijetijdsbesteding) in plaats van aan de ziekte en men zoekt afleiding.
- Men doet cognitieve aanpassingen, dat wil zeggen: positief herwaarderen of hertaxeren van de situatie waarin men verkeert. Hierbij worden er in het tekstboek voor vrouwen met borstkanker drie centrale thema’s genoemd:
- het vinden en geven van betekenis aan de ziekte
- het verwerven van het gevoel van controle over de ziekte
- herstel van het self-esteem.
Uit onderzoek komt naar voren dat de bovengenoemde aspecten de waargenomen gezondheid en het psychosociaal functioneren positief beïnvloeden. - Men kan zich echter ook hulpeloos gedragen.
Beschrijf de reacties van mensen die lijden aan een ernstige ziekte, maar met wie het aanvankelijk goed ging (goede prognose) en bij wie de ziekte nu terugkeert of verergert.
-Mensen ervaren terugkeer of verergering van de ziekte als een slecht teken, men ervaart de lichamelijke toestand als slechter dan voor de terugkeer of verergering.
-Mensen vestigen opnieuw de aandacht op de ziekte.
-Men probeert achteruitgang in het algemeen functioneren en de kwaliteit van leven te verhinderen.
-Copingprocessen zijn grotendeels gelijk aan toen men de ziekte kreeg, alleen nu is men minder hoopvol.
Geef een korte omschrijving van hart- en vaatziekten, beroerte, kanker en aids.
Hart- en vaatziekten: coronaire hartziekten (CHZ) zijn de meest voorkomende hart- en vaatziekten. Het meest kenmerkende van CHZ is het optreden van vernauwingen in de kransslagaders. De belangrijkste verschijningsvormen van CHZ zijn het acute hartinfarct en angina pectoris (pijn op de borst). Onder chronische coronaire hartziekten vallen coronaire arteriosclerose en aneurysma (een verwijding in het hart of een bloedvat).
Beroerte: een beroerte (cerebovasculair accident of CVA) is een hersenaandoening die plotseling optreedt en verlammingen, gevoelloosheid en andere stoornissen tot gevolg heeft. De oorzaak van een beroerte is een bloedingsstoornis van de hersenen. Er zijn twee vormen van een beroerte: een bloedvat in de hersenen kan door een bloedstolsel worden afgesloten (herseninfarct), of zo’n vat kan door een scheurtje in de vaatwand gaan bloeden (hersenbloeding). De gevolgen zijn hetzelfde: een stuk hersenen sterft onmiddellijk af waardoor bepaalde hersenfuncties verstoord raken. De verschijnselen die daarbij optreden, kunnen blijvend zijn, ten dele herstellen of geleidelijk verdwijnen. Soms duren de verschijnselen korter dan 24 uur. Men spreekt dan van een TIA: transcient ischemic attack. Het bekendste gevolg van een beroerte is de halfzijdige verlamming (hemiplegie).
Kanker is een verzamelnaam voor diverse kwaadaardige nieuwvormingen. Er zijn verschillende soorten kanker met elk een eigen prognose. De meest dodelijke vorm van kanker is longkanker. In de Verenigde Staten komt huidkanker het meeste voor. In Nederland is dat bij mannen prostaatkanker, bij vrouwen borstkanker (voor cijfermateriaal hierover zie bijvoorbeeld de Nederlandse website Kankerregistratie van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).
Aids: acquired immune deficiency syndrome, ofwel ‘verworven immuun deficiëntiesyndroom’. Dit betekent dat het afweersysteem van de mens niet meer goed functioneert. Het afweersysteem houdt normaal gesproken infecties tegen. Aids wordt veroorzaakt door een virus: hiv. Hiv staat voor humaan immunodeficiëntievirus, ook wel aids-virus genoemd. Het virus breekt het afweersysteem af, waardoor het lichaam vatbaar wordt voor allerlei infecties en bepaalde vormen van kanker waartegen het anders wél bestand zou zijn. Het virus, waarvan verschillende soorten bestaan, bevindt zich in bloed, sperma, vaginaal vocht, voorvocht en moedermelk.
Beschrijf de mogelijke en of veel voorkomende fysieke en psychosociale gevolgen van het overlijden van een dierbare voor de rouwende.
Het verlies van een dierbare kan worden beschouwd als een ingrijpende stressvolle levensgebeurtenis. De eerste maanden na het overlijden van een dierbare hebben de naasten zelf een verhoogd risico om te overlijden. Andere mogelijke gevolgen zijn demoralisering en slaapproblemen.
oe verloopt over het algemeen een rouwproces c.q. verliesverwerking? Zijn er subgroepen aan te wijzen waarbij het minder goed verloopt?
Verloop rouwproces
Rouwenden verwerken het verlies van een dierbare in een eigen tempo dat varieert tussen mensen. Onderzoek laat zien dat er in de eerste twee jaar van een rouwproces veel voorkomende patronen zijn. In volgorde van meest voorkomend naar minst voorkomend zijn dit:
resilent / veerkrachtig: de aanpassing verloopt goed
hersteld: kenmerkt zich door moeilijke eerste maanden waarna verbetering optreedt
chronisch: aanpassing verloopt niet goed gedurende de gehele periode
vertraagd: de aanpassing verloopt in de eerste maanden niet goed en verergert daarna.
Subgroepen
Uit onderzoek blijkt dat mannen vaker minder goed in staat zijn tot goede rouwverwerking, evenals jonge mensen en mensen met een depressieverleden. Een eigen kind verliezen is zo traumatisch dat ouders daar jaren later nog moeilijkheden mee hebben. Ook het plotseling verliezen van een dierbare, bijvoorbeeld door een ongeluk, is bijzonder traumatisch. Het gebruik van vermijdingsstrategieën als copingmechanisme is niet goed voor de rouwverwerking. Dit is echter cultuurafhankelijk: in de ene cultuur kan vermijding belemmerend werken in het rouwproces, in de andere cultuur heeft vermijding geen invloed op dat proces.
In het tekstboek worden interventies voorgesteld voor mensen die moeilijkheden ervaren in het proces van rouwverwerking (ook wel gecompliceerde rouw genoemd). Benoem deze en licht ze kort toe.
In het geval dat rouwenden zes maanden na het overlijden van een dierbare symptomen vertonen van gecompliceerde rouwverwerking, wordt een psychosociale interventie aanbevolen.
Effectonderzoek laat zien dat zulke interventies effectief zijn in het verminderen van rouwsymptomen.
Succesvolle componenten in zulke interventies:
-groepsdiscussie en rollenspellen. in de rollenspellen wordt geoefend met het hanteren van probleemgebaseerde copingstrategieën om stress te verminderen
-systematische desensisatie waarin de cliënt in stappen leert om na te denken hoe men verder wil met het leven, daarbij doelen te stellen en na te gaan hoe die te realiseren.
Wanneer een patiënt als voorbereiding op een operatie zo veel mogelijk materialen verzamelt en leest, maakt hij gebruik van
Informatiecontrole