Begrippen thema 3 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat is het Abstinence-violation effect

A

Onthouding-overtredings effect: door schuldgevoelens na een kleine terugval zien mensen hun terugval als persoonlijk falen, waardoor de kans op een gehele terugval groter wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het ASE model?

A

ASE(attitude-sociale in vloed-eigeneffectiviteit)model: model voor de verklaring en voorspelling van gezondheidsgerelateerd gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is attitude?

A

Een aangeleerde neiging om op een systematische manier positief of negatief te reageren op een bepaald object

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is extincion?

A

Extinctie/uitdoving: als de consequenties die bepaald gedrag in stand houden(bekrachtigers/stimuli) worden weggehaald, zal het gedrag uiteindelijk uitdoven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Symptom-based behavior

A

Symptoom gedrag: gedrag van mensen die zich ziek voelen om de ziekte te definieren en om een goed remedie te vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Percieved behavior control

A

Ervaren gedragscontrole: de verwachting van een persoon tav het wel of niet kunnen uitvoeren van bepaald gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Percieved seriousness

A

Waargenomen ernst: volgens health belief model belangrijke determinant van preventief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Percieved threat

A

Ervaren dreiging: belangrijke determinant van preventief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is primaire preventie?

A

Het voorkomen van ziektes/aandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is reinforcement?

A

Bekrachtiging: positieve bekrachtiging is het introduceren van een positieve stimulus bv een snoepje voor goed gedrag. Negatieve bekrachtiging is het wegnemen van een negatieve stimulus bv aspirientje tegen de hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is secundaire preventie?

A

Vroege opsporing en behandeling van ziekten om erger te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is self-efficacy?

A

Eigen effectiviteit(verwachtingen): het vertrouwen dat een persoon over zijn eigen vermogens en vaardigheden heeft om bepaald gedrag te kunnen uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sick role behavior

A

Ziekte rol gedrag: gedrag van mensen die zich ziek voelen met als doel beter te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Subjective norm

A

Subjectieve norm: hetgeen je denkt dat anderen van je verwachten met betrekking tot bepaald gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tertaire preventie

A

Maatregelen om negatieve gevolgen van een aandoening zoveel mogelijk te beperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Well behavior

A

Gezondheidsbehoudend gedrag: gedrag van mensen om huidige gezondheid te behouden of te versterken en ziekte te voorkomen

17
Q

Aversietherapie

A

Het koppelen van een onplezierige stimuli aan het genotsmiddelengebruik om het verslavingsgedrag te ontmoedigen

18
Q

Levercirrose

A

Vernietiging van normale levercellen waardoor het niet-functioneel littekenweefsel ontstaat

19
Q

Terugval preventie programma

A

Zelfmanagement programma waarbij men leert om 1. hoog risico situaties te herkennen 2. vaardigheden en copingskills krijgt aangeleerd en 3. deze leert toe te passen in hoog risico situaties

20
Q

Sociale invloed benadering

A

Training om met sociale druk om te leren gaan

21
Q

Sedentair gedrag

A

stil zittend gedrag

22
Q

Stimuluscontrole

A

Het veranderen van de omgevingsaspecten(cues) die bepaald probleem gedrag aansporen.

23
Q

Lipoproteine met lage dichtheid

A

Slecht cholesterol, vergroot de kans op ader verkalking en vervetting

24
Q

Lipoproteine met hoge dichtheid

A

Goed cholesterol, verkleint de kans op aderverkalking en ververtting