Biochemie: Metabolisme en Sport Flashcards

1
Q

Waarom heeft de lever een hoge Km voor glucose (GLUT transporter is niet gevoelig)?

A

Lever heeft hoge Km zodat alleen glucose opneemt na een maaltijd, als de bloedglucose-waardes hoog zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zorgt ervoor dat afbraak en opbouw nooit tegelijkertijd zal plaatsvinden?

A

Enzymregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Glucagon is alleen actief als het gefosforyleerd/gedefosforyleerd is

A

gefosforyleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Glycogeen synthase is alleen actief als het gefosforyleerd/gedefosforyleerd is

A

gedefosforyleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een hoog/laag lever G6P stimuleert glycogeen vorming

A

hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Glycolyse in de lever is gereguleerd door metabolieten en hormonen, welk tussenproduct speelt hier een belangrijke rol?

A

fructose-2,6-bisfosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vanuit glucose kan G6P –> F6P worden gemaakt. Dit kan als daarna pyruvaat de citroenzuurcyclus in. F1,6P kan echter ook worden omgezet in F2,6P door insuline. Welke factoren zorgen ervoor dat er vanuit het tussenproduct F2,6P uiteindelijk de citroenzuurcyclus wordt gestart of dat het weer wordt omgezet in F1,6P?

A

Richting citroenzuurcyclus: verhoogd AMP stimuleert. Verlaagde ATP/citraat remt juist
Van citroenzuurcyclus af: verlaagde AMP remt

Dus zo afhankelijk van de geactiveerde F2,6P is er stimulatie of remming van de citroenzuurcyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Spiercellen reageren wel/niet op glucagon-waarden in het bloed

A

niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Spiercellen reageren wel/niet op glucose-waarden in het bloed

A

niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Spiercellen spelen geen rol in het regelen van de glucose gehalte in het bloed. Er is namelijk gebrek aan twee essentiële onderdelen… welke?

A

geen glucagon receptor en geen glucose-6-fosfatase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Spiercellen reageren wel/niet op insuline-waarden in het bloed

A

wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke GLUT recepten is er in de lever en in de spier?

A

Lever: GLUT2
Spier: GLUT4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stelling: GLUT4 is altijd aanwezig bij het oppervlak van de spiercel

A

Onjuist, komt alleen op het celmembraan bij hoge insuline-waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De glycose wordt m.n. gereguleerd door ATP/AMP

A

AMP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Is de AMP-concentratie afhankelijk van voeding?

A

Nee, ATP wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit wat er gebeurd met de glycose in een rustende en inspannende spier.

A

In een rustende spier is de glycolyse geremd. Er is relatief veel ATP, relatief weinig AMP. Er wordt minder fructose-6-fosfaat omgezet dus dit zal opstapelen wat hexokinase remt. Dit zorgt ervoor dat glucose minder hoeft worden omgezet. Bij veel sporten neemt AMP toe en is er relatief weinig ATP. De glycolyse gaat sneller verlopen, fructose 1,6-bisfosfaat zorgt voor feedforward stimulatie van omzetting pyruvaat in lactaat.

17
Q

Er is positieve/negatieve stimulatie door fructose-1,6-bisfosfaat voor de omzetting van pyruvaat in lactaat

A

positief

18
Q

Wat zorgt nog meer voor activatie van fosforylase kinase naast verhoogde AMP?

A

Spiercontracties en zenuwsignalen en epinephrine

19
Q

Bij GSD type 1 (von Gierke disease) is er opstapeling van glucose-6-fosfaat (wat niet meer kan worden omgezet in glucose) in de ….

A

lever

20
Q

Bij GSD type 5 (McArdle disease) is er opstapeling van glucose-6-fosfaat in de ….

A

spieren

21
Q

Welk GSD type is fataal? Waarom?

A

type 1 (von Gierke). Type 5 is niet levensbedreigend omdat de glucose-waarden in het hele lichaam gewoon op pijl blijven. Enkel bij sporten is er een probleem.

22
Q

Waarom neemt de snelheid waarop je kan hardlopen af met de afstand?

A

omdat het langer duurt om ATP aan te maken

23
Q

Welke energiebronnen worden er aangesproken bij snelle reacties, sprints, rennen en lopen?

A
  • vrije ATP in de spier (heel snel en krachtig maar erg beperkte voorraad)
  • creatine (goed voor 100m sprint / krachttraining)
  • glycolyse (bij rennen)
  • oxidatieve fosforylatie (met pyruvaat/beta-oxidase voor marathon/lopen) (heel langzaam maar kan lang werken!)
24
Q

Zet onderstaande in volgorde van hoogste naar laagste ATP snelheid productie (mmol/s)

  • vetcellen vrije vetzuren naar CO2
  • spier glycogeen naar lactaat
  • spier ATP
  • lever glycogeen naar CO2
  • creatine fosfaat
  • spier glycogeen naar CO2
A
  • spier ATP
  • creatine fosfaat
  • spier glycogeen naar lactaat
  • spier glycogeen naar CO2
  • lever glycogeen naar CO2
  • vetcellen vrije vetzuren naar CO2
25
Q

Zet onderstaande in volgorde van minst naar meest energie per eenheid (mmol)?

  • vetcellen vrije vetzuren naar CO2
  • spier glycogeen naar lactaat
  • spier ATP
  • lever glycogeen naar CO2
  • creatine fosfaat
  • spier glycogeen naar CO2
A
  • vetcellen vrije vetzuren naar CO2
  • spier glycogeen naar CO2
  • spier glycogeen naar lactaat
  • lever glycogeen naar CO2
  • creatine fosfaat
  • spier ATP
26
Q

Waardoor wordt de pyruvaat omzetting of het ofwel in mitochondrium of cytoplasma gebeurd door bepaald?

A

Door beschikbaarheid van zuurstof. In het cytoplasma zal anaerobe omzetting plaatsvinden

27
Q

Welk orgaan is een voorbeeld dat als er genoeg zuurstof is dat het lactaat gebruikt kan worden om om te zetten in pyruvaat?

A

Het hart

28
Q

Waarom ga je hijgen bij inspanning?

A

Door de verzuring t.g.v. melkzuur (dus niet zuurstoftekort!)

29
Q

In de spieren cytosolische controleren AMP en citraat vetzuurimport (ACC2) in mitochondrion. Waarom wordt dit zo gedaan?

A

Omdat de spier het liefst glucose gebruikt, dus zal eerst eigen glycogeen voorraad opmaken

30
Q

Wordt er relatief meer vet verbrandt bij intensieve inspanning (zoals sprinten) of bij lage intensiviteit (zoals wandelen)

A

lage intensiviteit (50% vet t.o.v. 40%)

31
Q

Welke spiercellen zijn geschikt voor snelle contractie?

A

Type IIb

32
Q

Welke spiercellen zijn geschikt voor langzame contractie?

A

Type I

33
Q

Welke ‘kleur’ spiercellen zal je dus zien bij sprinters/marathonlopers?

A

Wit spierweefsel is gunstig voor sprints (type IIB), bruin/rood spierweefsel (veel mitochondria) is gunstiger voor marathon.

34
Q

Wat zijn de kernpunten?

A
  • Glucose verbruik in de mens is hoog  met name gebruikt door de hersenen
  • De lever regelt het glucose gehalte in het bloed:
    ‒ Glycogeen opslag
    ‒ Gluconeogenese
  • Glucose transporters: expressie en affiniteit voor glucose
  • Verschillende rollen voor glycogeen opslag in de lever versus de spier
  • Enzymregulatie in de lever versus de spier
  • Gebruik energiebronnen door de spier  relatie snelheid en duur van de inspanning
  • Verschillen rode en witte spiervezels