Adv/prop Flashcards
After that / before that
Daarna / daarvoor
The same
Dezelfde / hetzelfde
Hetzelfde (generic)
Next
- See you next week
- I take the next bus
- It is the next house
(de / het) volgende
- Tot volgende week
- Ik neem de volgende bus
- Het is het volgende huis
Before / after
- Chew your food before swallowing
Voor / na
alvorens
- Kauw je eten alvorens in te slikken
Up and down
- The elevator goes up and down
op een neer
-De lift gaat op en neer
Sure, certainly
- Sure!
- it is a sure thing
zeker
- Zeker!
- het is een zeker ding
ago
- 5 years ago, I worked
geleden
- 5 jaar geleden, heb ik gewerkt
Since
Sinds
Both
beide
Within (within 2 months)
Binnen (binnen twee maanden)
Almost
Bijna
Normally
normal
Yesterday
Gisteren
On short notice
Kortdag
temporarily
tijdelijk
Without
zonder
Lots
Heel, zeer
Many
veel
again
- Tell me again
opniew / nog eens
- Zeg het opniew / nog eens
Enough
- Enough!
- I have enough bread
- He is old enough
genoeg
- Genoeg!
- I heb genoeg brood
- He is oud genoeg
until now
- Until now, he was calm
tot nog toe
- Tot nog toe, was hij Kalm
often
- I come here often
vaak / dikwijls
- Ik kom hier vaak
never
- I never come here
ever
- Do you ever come here?
nooit
- Ik kom hier nooit
ooit
- Kom je hier ooit?
otherwise
- I did not say otherwise
- Otherwise I am fine
anders
- Ik heb niet anders gezegd
- Anders gaat het goed
several times
- it happened several times
meerdere keren
- het gebeurde meerdere keren
Shortly
- Shortly i will move
binnenkort
- Ik zal binnenkort verhuizen
Nowadays
- Men help with housework nowadays
terenwoordig
-Tegenwoordig helpen mannen met het huishouden
Once
- Once a week, I eat ice cream
eenmaal
- Eenmal per week, eet ik ijsje
suddenly
- Suddenly it started raining
plotseling / opeens
- Plotseling begon het te regenen
- Opeens begon het te regenen
Simultaneously
Tegelijk
Although
hoewel
- Hoewel ik kom late, word ik vroeg waker