Adv/prop Flashcards
1
Q
After that / before that
A
Daarna / daarvoor
2
Q
The same
A
Dezelfde / hetzelfde
Hetzelfde (generic)
3
Q
Next
- See you next week
- I take the next bus
- It is the next house
A
(de / het) volgende
- Tot volgende week
- Ik neem de volgende bus
- Het is het volgende huis
4
Q
Before / after
- Chew your food before swallowing
A
Voor / na
alvorens
- Kauw je eten alvorens in te slikken
5
Q
Up and down
- The elevator goes up and down
A
op een neer
-De lift gaat op en neer
6
Q
Sure, certainly
- Sure!
- it is a sure thing
A
zeker
- Zeker!
- het is een zeker ding
7
Q
ago
- 5 years ago, I worked
A
geleden
- 5 jaar geleden, heb ik gewerkt
8
Q
Since
A
Sinds
9
Q
Both
A
beide
10
Q
Within (within 2 months)
A
Binnen (binnen twee maanden)
11
Q
Almost
A
Bijna
12
Q
Normally
A
normal
13
Q
Yesterday
A
Gisteren
14
Q
On short notice
A
Kortdag
15
Q
temporarily
A
tijdelijk