Adjectives Flashcards
1
Q
available
- this meeting room is available
A
beschikbaar
- Deze vergaderzaal is beschikbaar
2
Q
scared
- I was scared of the mouse
A
bang
- Ik was bank voor de muis
3
Q
slow
- The horse is slow
A
langzaam / traag
- Het paard is langzaam / traag
4
Q
fast / quick
A
snel / vlug
5
Q
poor
- Poor people do not have money
A
arme
- Arme mensen hebben geen geld
6
Q
gorgeous
- There is a gorgeous oak tree in my garden
A
prachtige
-Er is een prachtige eik in mijn tuin
7
Q
ugly/lait
- Bad word
A
lelijke
- Het is een lelijke woord
8
Q
busy
pressed, under pressure
A
bezig
druk
9
Q
afwezig
aanwezig
A
present
absent
10
Q
cosy, conviablement, ensemble, intimate
A
gezellig