7.1 - Persoon, familie Flashcards
de familie
la famiglia
familie-, vertrouwd
familiare
de vader / de moeder
il padre / la madre
de ouder (m/v)
de ouders
il genitore / la genitrice
i genitori
de zoon / de dochter
de kinderen
il figlio / la figlia
i figli
de broer / de zus
de broers en zussen
il fratello / la sorella
i fratelli
afhankelijk zijn van
dipendere da
de grootvader / de grootmoeder
de grootouders
il nonno / la nonna
i nonni
gaan opzoeken
andare a trovare
de voorouder (m/v)
de voorouders
l’altenato (m) / l’altenata (f)
gli altenati
de kleinzoon / de kleindochter
de kleinkinderen
il nipote / la nipote
i nipoti
het neefje / het nichtje (kind van broer of zus)
de neefjes en nichtjes
il nipote / la nipote
i nipoti
de neef / de nicht (kind van oom of tante)
de neven en nichten
il cugino / la cugina
i cugini
de oom / de tante
de ooms en tantes
lo zio / la zia
gli zii
het familielid (m/v)
il parente / la parente