16.3 - Radio, televisie, audiovisuele middelen Flashcards
de radio
la radio
het nieuwsbericht
la notizia
het laatste nieuws
le ultime notizie
uitzenden
trasmettere
de persconferentie
la conferenza stampa
aanzetten
accendere
ontvangen
ricevere
de lange golf
l’onda lunga (f)
de middengolf
l’onda media (f)
de korte golf
l’onda corta (f)
de ultrakorte golf
l’onda ultracorta (f)
luisteren naar
ascoltare
het volume
il volume
uitzetten
spegnere
de televisie
de tv
la televisione
la TV [tiˈvu]
het televisietoestel
il televisore
het tv-journaal
il telegiornale
de televisiezender
la stazione (televisiva)
het kanaal
il canale
de tv-verslaggever (m/v)
il telecronista / la telecronista
de presentator / de presentatrice
il conduttore / la conduttrice
verkrijgen
ottenere
het interview
l’intervista (f)
het schandaal
lo scandalo
de exclusiviteit
l’esclusiva (f)
het programma
il programma
de onderbreking
l’interruzione (f)
de reclamespot
lo spot pubblicitario
de reclame
la pubblicità
lanceren, op de markt brengen
lanciare
de videorecorder
il videoregistratore
de videocassette
la videocassetta
