5.2 - Koken, gerechten Flashcards
de keuken, de manier van koken
la cucina
koken (eten bereiden)
cucinare
koken (aan de kook zijn)
bollire
klaarmaken, bereiden
preparare
eten op smaak brengen, sla aanmaken
condire
het sap, de vleesjus, de saus
il sugo
de saus
la salsa
de aardappel
la patata
de puree
il purè
de rijst
il riso
de knoflook
l’aglio (m)
de ui
la cipolla
de tomaat
il pomodoro
de wortel
la carota
de snijbiet
la bietola
schillen
pelare
de kool
il cavolo
schoonmaken
pulire
de courgette
la zucchina
nodig zijn, benodigd zijn
occorrere
de aubergine
la melanzana
gevuld
ripieno / ripiena
het zout
il sale
de peper
il pepe
de azijn
l’aceto (m)
de olie
l’olio (m)
de nootmuskaat
la noce moscata
de citroen
il limone
pikant
piccante
zout
salato / salata