2.2 - Seksualiteit, voortplanting Flashcards
1
Q
de liefde
A
l’amore (m)
2
Q
het gevoel
A
il sentimento
3
Q
sentimenteel
A
sentimentale
4
Q
verliefd worden
A
innamorarsi
5
Q
verliefd
A
innamorato / innamorata
6
Q
de man
A
l’uomo (m)
7
Q
de vrouw
A
la donna
8
Q
het geslacht
A
il sesso
9
Q
de liefde bedrijven
A
far l’amore (m)
10
Q
het condoom
A
il preservativo
11
Q
het jongetje / het meisje (het kind)
A
il bambino / la bambina
12
Q
de jongen / het meisje
A
il ragazzo / la ragazza
13
Q
jong
A
giovane
14
Q
de jongere (m/v)
A
il giovane / la giovane
15
Q
volwassen
A
adulto / adulta