11.1 - Reisvoorbereidingen, reis Flashcards
de vakantie
la vacanza
de zomervakantie
le vacanze estive (f)
de voorbereidingen
i preparativi (m)
het bezoek
la visita
bezoeken
visitare
reizen
viaggiare
de reis
il viaggio
de heenreis
l’andata (f), il viaggio di andata
de terugreis
il ritorno, il viaggio di ritorno
terugkomen
terugkeren
tornare
ritornare
de dienstregeling
l’orario (m)
de aankomst
l’arrivo (m)
het vertrek
la partenza
aan boord gaan
imbarcarsi
de passagier (m/v)
il passeggero / la passeggera
de mededeling
la comunicazione
de koffer
la valigia
de koffer inpakken
fare la valigia
de koffer uitpakken
disfare la valigia
de bagage
il bagaglio / i bagagli
de klant (m/v)
il cliente / la cliente
het reisbureau
l’agenzia viaggia (f)
het programma
il programma
het ontbreken
la mancanza