6 Krankheit & medizinische Versorgung Flashcards
gezond, wel, op zijn gemak
wohl
normaal gesproken, meestal, doorgaans
normalerweise
in der Regel
niet zo (goed)
nicht besonders (gut)
misselijk zijn/worden, niet lekker zijn/worden
slecht sein/werden
übel sein/werden
vermoeid, moe, uitgeput
erschöpft
misschien, soms, dan
etwa
kou vatten, verkouden worden
sich erkälten
verkouden zijn
erkältet sein
hoesten
husten
de hoest
der Husten
het hoestdrankje
der Hustensaft
de neusverkoudheid
der Schnupfen
de koorts
das Fieber
de zakdoek
das Taschentuch
zijn neus snuiten
sich die Nase putzen
overgeven, braken
sich übergeven
de diarree
der Durchfall
lijden aan
leiden an
de pijn
der Schmerz
de hoofdpijn
der Kopfschmerz
de keelpijn
die Halsschmerzen
de buikpijn
die Bauchschmerzen
beterschap
gute Besserung
(zich) verwonden, blesseren
sich verletzen
de wond
die Wunde
de bloedneus
das Nasenbluten
erg, naar
böse
schlimm
groeien, groter worden
sich vergrößen
kleiner worden
sich verkleinern
zich branden
sich verbrennen
iets breken
sich etwas brechen
beperkt, gehandicapt
behindert
de kanker
der Krebs
aids
das Aids