6 Krankheit & medizinische Versorgung Flashcards

1
Q

gezond, wel, op zijn gemak

A

wohl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

normaal gesproken, meestal, doorgaans

A

normalerweise

in der Regel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

niet zo (goed)

A

nicht besonders (gut)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

misselijk zijn/worden, niet lekker zijn/worden

A

slecht sein/werden

übel sein/werden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vermoeid, moe, uitgeput

A

erschöpft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

misschien, soms, dan

A

etwa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kou vatten, verkouden worden

A

sich erkälten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verkouden zijn

A

erkältet sein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoesten

A

husten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de hoest

A

der Husten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het hoestdrankje

A

der Hustensaft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de neusverkoudheid

A

der Schnupfen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de koorts

A

das Fieber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de zakdoek

A

das Taschentuch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zijn neus snuiten

A

sich die Nase putzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

overgeven, braken

A

sich übergeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de diarree

A

der Durchfall

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

lijden aan

A

leiden an

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de pijn

A

der Schmerz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de hoofdpijn

A

der Kopfschmerz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de keelpijn

A

die Halsschmerzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de buikpijn

A

die Bauchschmerzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

beterschap

A

gute Besserung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

(zich) verwonden, blesseren

A

sich verletzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

de wond

A

die Wunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

de bloedneus

A

das Nasenbluten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

erg, naar

A

böse

schlimm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

groeien, groter worden

A

sich vergrößen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

kleiner worden

A

sich verkleinern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

zich branden

A

sich verbrennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

iets breken

A

sich etwas brechen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

beperkt, gehandicapt

A

behindert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

de kanker

A

der Krebs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

aids

A

das Aids

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

de specialist(e)

A

der Facharzt

die Fachärztin

36
Q

mankeren

A

fehlen

37
Q

behandelen

A

behandeln

38
Q

het (medisch) onderzoek

A

die Untersuchung

39
Q

afspreken, een afspraak maken

A

vereinbaren

40
Q

het spreekuur

A

die Sprechstunde

41
Q

het alarmnummer, de alarmcentrale

A

der Notruf

42
Q

de spoedeisende hulp

A

die Notaufnahme

43
Q

de afdeling

A

die Station

44
Q

de intensive care

A

die Intensivstation

45
Q

de verpleegster, de verpleegkundige

A

die Krankenschwester

die Krankenpflegerin

46
Q

de verpleger, de verpleegkundige

A

der Krankenpfleger

47
Q

helemaal

A

völlig

48
Q

de ziekenfondspatiënt(e)

A

der Kassenpatient, die Kassenpatientin

49
Q

de particulier patiënt(e)

A

der Privatpatient, die Privatpatientin

50
Q

doorverwijzen

A

überweisen

51
Q

de verwijzing, het verwijsbreifje

A

die Überweisung

52
Q

het verzekeringspasje, het zorgpasje

A

die Versichertenkarte

53
Q

de Duitse elektronische gezondheidpas

A

die elektronische Gesundheitskarte

= die eGK

54
Q

de chipkaart, de elektronische gezondheidspas

A

die Chipkarte

55
Q

de zorgverzekering, de zorgverzekeraar

A

die Krankenversicherung

56
Q

een ziektekostenverzekering hebben

A

krankenversichert

57
Q

het ziekenfonds, de wettelijke ziektekostenverzekering

A

die gesetzliche Krankenversicherung = die GKV

58
Q

de particuliere ziektekostenverzekering

A

die private Krankenversicherung = die PKV

59
Q

eenzaam

A

einsam

60
Q

verplegen, verzorgen

A

pflegen

61
Q

de verpleger

de verpleegster

A

der Pfleger

die Pflegerin

62
Q

het medicijn, het geneesmiddel

A

das Medikament
die Arznei
die Medizin

63
Q

voorschrijven

A

verschreiben

64
Q

de pijnstiler

A

das Schmerzmittel

65
Q

de apotheek

A

die Apotheke

66
Q

de pil

A

die Tablette

67
Q

de vloeistof, het vocht

A

die Flüssigkeit

68
Q

zo…mogelijk

A

möglichst

69
Q

de zalf

A

die Salbe

70
Q

de pleister

A

das Pflaster

71
Q

het spruitje, de injectie

A

die Spritze

72
Q

los, ontspannen

A

locker

73
Q

de toestand, de staat

A

der Zustand

die Verfassung

74
Q

ernstig, zorgelijk

kritiek

A

ernst
kritisch
bedenklich

75
Q

vermoeien, uitputten

A

anstrengen

76
Q

het verband

A

der Verband

77
Q

onder medische controle staan, observeren

A

beobachten

78
Q

de drug

A

die Droge

79
Q

drugs gebruiken

A

Drogen nehmen

80
Q

het verslavende middel

A

das Suchtmittel

81
Q

verslaafd

A

süchtig

abhängig

82
Q

gevaarlijk

A

gefährlich

83
Q

de heroïne

A

das Heroin

84
Q

de cocaïne

A

das Kokain

85
Q

de hasj

A

das haschisch

86
Q

een pakje sigaretten

A

eine Schachtel Zigaretten

87
Q

de sigaar

A

die Zigarre