32 Orientierung im Raum Flashcards
1
Q
de plaats
A
der Ort
2
Q
beperkt
A
begrenzt
3
Q
beperken, inperken
A
beschränken
4
Q
de omgeving (geografisch)
A
der Raum
5
Q
toegankelijk
A
zugänglich
6
Q
voor, voorin
A
vorne
7
Q
achter, achterin
A
hinten
8
Q
voorste
A
vorderer, vordere, vorderes
9
Q
in de voorste rij
A
in der vordersten Reihe
10
Q
achterste
A
hinterer, hintere, hintereres
11
Q
binnen de partij
A
innerparteilich
12
Q
binnen het bedrijf
A
innerbetrieblich
13
Q
binnen Europa
A
innereuropäisch
14
Q
horizontaal
A
waagerecht
15
Q
verticaal
A
senkrecht