5 Mentale Fähigkeiten Flashcards
1
Q
het idee
de inval
A
die Idee
der Einfall
2
Q
te binnen schieten, plotseling opkomen
A
einfallen
3
Q
opmerken
inzien, zich realiseren
A
bemerken
realisieren
4
Q
nadenken
A
nachdenken
sich überlegen
5
Q
zich bezighouden
A
sich beschäftigen
6
Q
de interesse, de belangstelling
A
das Interesse
7
Q
iets in herinnering houden
A
etwas in Erinnerung behalten
8
Q
het begrip
A
das Verständnis
9
Q
de vergelijking
A
der Vergleich
10
Q
zien, beseffen, doorzien
A
erkennen
11
Q
beslissen, kiezen
een besluit nemen, een plan opvatten
beslissen
A
sich entscheiden
einen Entschluss fassen
12
Q
de beslissing, het besluit
A
die Entscheidung
13
Q
zich vergissen
A
sich irren (in+dat) sich täuschen
14
Q
verwisselen, omwisselen
A
verwechseln
15
Q
de kennis
A
das Wissen
