22 Urlaub Flashcards
vakantie (aan)vragen
Urlaub beantragen
verlof opnemen
Urlaub nehmen
vakantie hebben
Urlaub haben
zomervakantie
Sommerurlaub
wintervakantie
Winterurlaub
skivakantie
Skiurlaub
korte vakantie
Kurzurlaub
een vakantie boeken naar de Canarische Eilanden
Urlaub auf den Kanaren buchen
naar New York op vakantie gaan
Urlaub in New York machen
de vakantie in het Caraïbisch gebied doorbrengen
den Urlaub in der Karibik verbringen
met vakantie gaan
in den Urlaub fliegen/fahren
aan vakantie toe zijn
urlaubsreif sein
de schoolvakantie
die Ferien [pluralwort]
de collectieve bedrijfsvakantie
die Betriebsferien
het vakantiekamp
das Ferienlager
de groepsreis
die Gruppenreise
adviseren, advies geven
beraten
het advies
die Beratung
de catalogus
der Katalog
de reisbrochure
der Reisekatalog
boeken, reserveren, kopen
buchen
all-in, alles inbegrepen
pauschal
de vlucht
der Flug
de lijnvlucht
der Linienflug
de chartervlucht
der Charterflug
de koffer
der Koffer
zijn spullen (in)pakken
seine Siebensachen packen
de rugzak
der Rucksack
Goede reis!
Gute Reise!
Gute Fahrt! (te land of te water)
Een aangename vlucht!
Einen angenehmen Flug!
Fijne vakantie! Fijne reis!
Schönen Urlaub!
Schöne Ferien!
vertrekken (in een voertuig)
abfahren
losfahren
wegfahren
de rit, de reis (in een voertuig)
die Fahrt
vertrekken (lopend)
weggehen
de heenreis, de aankomst
die Anreise
de afstand, het traject
die Strecke
de terugreis (in een voertuig)
die Rückfahrt
de invoerrechten
der Zoll
de douane
der Zoll
invoerrechten betalen, aangeven
verzollen
een slof sigaretten
eine Stange Zigaretten
het paspoort
der Reisepass
het verblijf
der Aufenthalt
de ontspanning
die Erholung
zich ontspannen, bijkomen
sich erholen
er uitgerust uitzien
erholt aussehen
niets doen, luieren, relaxen
faulenzen
zwemmen
baden
schwimmen
zonnebaden
sich sonnen
het verbrand zijn door de zon
der Sonnenbrand
de bikini
der Bikini
de zwembroek
die Badehose
het souvenir
het aandenken
das Souvenir
das Andenken
het toerisme
der Tourismus
het uitzicht
die Aussicht
de plattegrond
der Stadtplan
de folder
der Prospekt
bezienswaardig
sehenswert
de (reis)gids
de reisleider
der Reiseführer
der Reiseleiter
de tent
das Zelt
de tent afbreken
das Zelt abbauen
kamperen
zelten
campen
het tentenkamp
das Camp
das Feriencamp
de begeleider
der Betreuer
de camping
der Campingplatz
de caravan
der Wohnwagen
de camper
das Wohnmobil
de accomodatie, het verblijf
die Unterkunft
de jeugdherberg
die Jugendherberge
verblijven
bleiben
het verschil
der Unterschied
uniform, eenvormig, homogeen
einheitlich
bezet
belegt
de tweepersoonskamer (met twee losse bedden)
das Zweibettzimer
het seizoen
die Saison
het laag-, tussenseizoen
die Nebensaison
het zwembad
der Swimmingpool
het ontbijt
das Frühstück
de kost, de maaltijden, het eten
die Verpflegung
de service, de dienstverlening
der Service