4.4 en 4.5 immunosuppressiva 1 en 2 Flashcards
immunosuppressivas indicaties
auto immuunziektes
niet-infectieuze inflammatoire ziektes
transplantatie
glucocorticosteroiden
hypothalamus -> CRH -> hypofyse –> ACTH –> bijnier –> cortisol
prednison: onderdrukt de bijnier productie van cortisol
als je het lang gebruikt kan het as verstoord raken, potentieel dodelijk.
effecten: stress respons, regulatie glucose/fat metabolisme, anti-inflammatoir, meer bone resorptie, immunosuppressief, vasculaire effecten.
werking: gaat in de celkern en daar heeft t een genomisch effect, in cytoplasma ook een non-genomisch effect.
helpt voor inhibitie van inflammatoire mediatoren (cytokines, prostaglandines, NO), inhibitie cel migratie en adhesie, inductie van apoptose van leuko’s
prednison 4x sterker dan cortisol, dexamethason is 25x sterker.
bijwerkingen: cushing-habitus, osteoporose, dm, mentale dysfunctie, infecties, aseptische bot necrose, huid bloedingen.
anti-metobolites
bv. azathioprine: remt DNA deling van cellen, dus geeft onderdrukking van beenmerg. (veilig tijdens zwangerschap)
bw: leukopenie, trombopenie,
bv. MPA mycofenolaatmotefil, selectiever, bij SLE en transplantaties, niet zo vaak daling van HB zoals bij azathioprine. remt novo pathway guanine nucleotidensynthese, lymfocyten van afhankelijk, andere niet.
3-6md
alkylating drugs: bij orgaan of life threatening conditions,
bw: infertiliteit, infecties, hemorrhagic cystitis, secondary malignancies.
methotrexate: lagere dosering, i: chemo, rheumatoid arthritis, granulomateuze inflammatie. bw: beenmergtoxiciteit, levertoxisch, ernstige longafwijkingen.
calcineurin blockers
bindt cytoplasmatische eiwitten (bv. cyclosporine, cyclophiline)
inhibeert calcineurine, en inh. transcriptie van interleukines (vooral IL-2)
cyclosporine en tacrolimus
na transplantatie
bw: ebv infecties, nierfibrose, neurologisch, malignancy, hypertensie
JAK inhibitors
nieuwe middelen
werking: ze zitten op de receptoren op celmembranen, ze remmen dan de receptor waardoor het signaal niet doorgegeven wordt.
bv. dupilumab voor allergien.
i: reumatische arhritis, psoriasis
bv: baricitinib, tofacitinib
NSAID’s
aspirines, COX 1 COX2
cyclogenase:
COX1 altijd aan in de meeste weefsels, involved bij homeostase en housekeep functies
COX2 bij infecties aan, in hersenen bot en nieren, geinduceerd door cytokines.
thalidomides, hydroxychloroquine
hydroxychloroquine: antimalaria middelen. kan uitval van retine geven bij langgebruik in hoge dosering
thalidomide: antibraakmiddel voor zwangere vrouwen, organogenese voor 8 weken is bad, babies geboren zonder arm of benen. wordt wel nog gebruikt maar niet bij zwangeren
colchicine: tegen jicht; zorgt ervoor dat granulocyten minder werken.
vacc
vermindering respons maar wel nog goed.
alleen vaccineren met normale dosis, niet met een verzwakt virus.
biologicals
targets: anti TNF, anti IL1, anti IL6, anti IgE.
cytotoxische activiteit: B cell ablatieve therapie
i: infecties, anti-antilichamen, upregulatie van ziektetargets,
x bij multiple sclerose
biologicals IL1 a en b voorbeelden
beide blockers: anakinra, rilonacept
IL-1 beta: canakinumab, gevokizumab
IL-2 alpha: MABp1
IL6 therapie
reumatische arthitis, giant cell arteririts, cytokine release syndroom, covid19 pneumonia
omalizumab
allergien : IgE
veel histamine in bloed –> allergische shock
omalizumab blokeert IgE door te binden aan de mestcellen.
bij astma werkt t ook super goed.
rituximab
anti-CD20 therapie
bw: scleritis