4.1 immuniteit vd transplantatie Flashcards
complicaties van transplantatie
grootste: afstotingsreactie
nabloeding, infectie.
afstoting
door genetisch verschil, dit bepaalt de succes van de transplantatie.
soorten transplantatie
autotransplantatie
syngene transplantatie: geen genetisch verschil (1eiige tweeling)
allogene transplantatie: genetisch verschil
xeno transplantatie: diertje
transplantatieantigenen
MHC-antigenen
non-MHC-antigenen = minor antigenen, aanwezig op transplantaat, lichaamsvreemd
AB0 bloedgroep-antigenen
mhc identiek
2 niet verwante individuen zijn bijna nooit MHC identiek.
verschillen kunnen afstotingsreactie bevorderen.
immuniteit van transplantatie
beenmerg en huid hebben relatief veel dendritische cellen
pancreas, hart, nier, lever hebben relatief weinig dendritische cellen
veel dendritische cellen betekend grotere mate van immunogeniciteit (= dat het afgestoten gaat worden), omdat er meer APC cellen misschien.
afstotingsreactie
T-cellen belangrijke rol
eerste afstotingsreactie gaat slomer, tweede van dezelfde donor gaat sneller.
screenshot pp.
directe en indirecte T-cel alloreactie
direct kan onstaan (eerste maanden na transplantatie)
doner APC, heeft MHC moleculen en kunnen willekeurige peptides presenteren. ontvanger ziet dit als lichaamsvreemd –> T-cel reactie
- directe herkenning van vreemd, intact donor MHC door TCR van ontvanger.
indirect kan onstaan (enkele maanden na transplantatie) chronische afstoting
geen donor APC meer, geen aanmaak hiervan ook. maar ze hebben wel allemaal afbraakproducten over in het lichaam van het afbreken van het donorweefsel, dus een ontvanger APC presenteerd een vreemd-peptide (allo-peptide) –> T-cel reactie
- herkenning door TCR van ontvanger van vreemde door MHC peptide, gepresenteerd door eigen MHC.
type afstotingsreacties 1
- hyperacuut, humoraal (binnen 24 uur)
door gepreformeerde allo-antistoffen tegen donor MHC en AB0 bloedgroep
als je al eerder bent getransplanteerd (door deze donor?), tijdens zwangerschap –> helft ma helft pa, voor moeder is de vaders antigenen lichaamsvreemd, bloedtransfusie.
anti-HLA, anti-AB0 antilichamen
type afstotingsreacties 2
- acuut, cellulair en/of acuut humoraal (<3-6 mnd)
door inductie adaptieve allo-immuunrespons tegen donor MHC
type afstotingsreactie 3
- chronisch (mnd tot jr)
door zowel allo-immuunresponsen als niet-immunologische oorzaken:
bijv.
hypertensie, hyperlipidemie, geneesmiddelentoxiciteit, virale infecties, late effecten van ischemie/reperfusieschade, terugkeer oorspronkelijke ziekte.
(kan verdikking en vernauwing van je bloedvat zijn bij vascularisatie)
afweer bij transplantatie
adaptieve afweer
allo-immuunrespons van T- en B-cellen tegen lichaamsvreemde AB0 en MHC antigenen.
aangeboren afweer
factoren: ziekte of trauma waaraan donor is overleden, duur hersendood, mate ischemie, operatieprocedure, –> hebben allemaal invloed op allogeniciteit donororgaan. mechanisme hiervan: leukocyten en complementactivatie, cytokinenproductie.
matching
AB0 compatibiliteit EN MHC compabiliteit
streven, lukt niet echt altijd.
kruisproeven humoraal en cellulair
je wilt een negatieve kruisproef, cellen en serum samen met complement –> je hoopt op geen herkenning antigeen door antilichaam.
uitsluiten gepreformeerde immuniteit dmv. kruisproeven
remming geïnduceerde immuniteit dmv. optimale AB0 en MHC matching.
HLA typering
serologisch voor MHC klasse 1
moleculair niveau voor MHC klasse 1 en 2 dmv PCR, sequence-specifieke primers, DNA sequentie analyse. (+ flowcytometrie)