3 ZO's alle Flashcards

1
Q

septische shock

A

noradrenaline IV om de bloedvaten te knijpen en het hart op te jaren (B1 adrenerg effect)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

anafylactische shock: type overgevoeligheidsreactie, immunoglobuline klasse, en klachten

A

type uno (1)

immunoglobuline klasse IgE

klachten: Sufheid, Heesheid, Retrosternale pijnklachten, Wheezing’ / bronchospasme, Urticaria, Angio-oedeem, Shock

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

behandeling anafylactische shock

A

Vroegtijdig onderkennen van de oorzaak van het probleem
Zo mogelijk verwijderen van het allergeen
Toedienen van adrenaline subcutaan of intraveneus naar gelang de ernst (adrenaline heeft a-adrenerge (=vasoconstrictie), ß1-adrenerge (stimulatie hartfrequentie en contractiliteit myocard) en ß2-adrenerge (bronchusverwijding) eigenschappen).
Intravasculaire vochttoediening
Opname op een ICU
Zonodig intubatie en beademing
Eventueel antihistaminica, theofylline en/of corticosteroïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nitrofurantoïne

A

wordt eigenlijk alleen gebruikt bij uwi’s

wordt zowel therapeutisch als profylactisch gebruikt bij uwi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

EEM: erythema exudativum multiforme

A

herpes infecties kan dit luxeren

kan recidiveren binnen een patient

ronde laesies, naast romp en ledematen doen ook voetzolen en handpalmen mee, en laesies in de mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

serologische testen

A

De TPPA,TPHA, RPR en VDRL zijn allen agglutinatietesten, de FTA-ABS een fluorescentie test. De TPPA, TPHA en FTA-ABS maken gebruik van treponema pallidum antigeen. De VDRL en RPR maken gebruik van cardiolipine antigeen. Alle testen die gebruik maken van treponemale antigenen zijn specifieker dan de testen die gebruik maken van cardiolipine antigeen.

De non-treponemale testen RPR en VDRL worden vooral gebruikt om de klinische status van de infectie te bepalen en het therapie proces te vervolgen. Bij succesvolle therapie zal de antistof concentratie significant dalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cell culture

A

laboratory technique that keeps cells alive and facilitates their growth in vitro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

herpes simplex virus 1 en 2

A

There are two Herpes simplex viruses: HSV-1 and HSV-2

HSV-1 most prevalent: localized in general on the upper half of the body

HSV-2: generally sexually transmitted, localized to genital area

HSV causes life long infections: latency, recurrence with painful ulcers, asymptomatic shedding

Clinical presentations: from life threatening disease (neonates, immune compromised) to insignificant localized infections

Diagnosis: by sampling blisters for viral PCR

Serology for detection of IgG and IgM antibodies

Treatment with acyclovir (iv) or valacyclovir (oral) (if needed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CPE

A

The CPE is the change in host cell morphology that occurs as a consequence of the presence and replication of the virus in the cell. Hence, CPE can be used as a diagnostic tool to directly detect a virus infection, see the central slide below. The type of CPE is specific for the type of cell-line and virus. Not all viruses generate a CPE.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly