3 Les repas - chez le marchand de légumes Flashcards
la salade
de sla
un légume
een groente
une carotte
een wortel
un chou
een kool
une tomate
een tomaat
des harictors (m)
bonen
des haricots verts
sperziebonen
des endives (f)
witlof
des épinards (m)
spinazie
des petits pois
doperwten
une pomme de terre
een aardappel
un oignon
een ui
de l’ail (m)
knoflook
des fruits (m)
fruit, vruchten
une pomme
een appel
une poire
een peer
une banane
een banaan
une prune
een pruim
une cerise
een kers
un citron
een citroen
une orange
een sinaasappel
une pêche
een perzik
une fraise
een aardbei
une noix
een (wal)noot
un raisin
een druif
du raisin
druiven
3 kilos (m) de
3 kilo
une demi-livre/250 grammes (m) de
een half pond/250 gram
le poids
het gewicht
peser cette grappe de raisin
deze tros druiven afwegen
des choux (m) de Bruxelles
spruitjes
ça suffit
dat is genoeg
combien vaut/quel est le prix de
hoe duur is
emballe/enveloppe
pak in
et avec ça
anders nog iets
je vous fais le compte
ik tel alles bij elkaar op
c’est à qui
wie is er aan de beurt
est-ce qu’il vous reste
heeft u nog
une barquette
een bakje